Monica Ali in Portugal
GEPLAATST: 6-1-2003
In Het blauw van Alentejo laat Monica Ali zien wat een virtuoos
schrijfster ze is.
Vrouwen die literatuur schrijven, krijgen geen kinderen. Al lang voordat
Virginia Woolf A Room of One’s Own schreef was dit een natuurwet. De
paar negentiende-eeuwse schrijfsters die we nog kennen, bleven allemaal
kinderloos, en ook in de twintigste eeuw valt het niet mee grote
schrijfsters met kinderen te noemen. Monica Ali, die in 2003 debuteerde met
de megaseller Brick Lane, behoort tot de generatie die met deze regel
breekt. Zonder de geboorte van haar kinderen was ze misschien nooit gaan
schrijven want Ali (1969) begon te schrijven toen ze haar beide kinderen had
gekregen. Toen pas kreeg ze behoefte aan een punt in de dag waarop ze alleen
met haar gedachten kon zijn, wanneer man en kinderen naar bed waren. In die
nachtelijke uren begon Ali verhalen te schrijven die ze voorlegde aan
schrijfgroepen op het internet.
In dergelijke groepssessies leer je niet hoe je moet schrijven,
maar je leert wel hoe het nìet moet. Een paar jaar later begon ze aan de
roman die uiteindelijk Brick Lane zou worden, het verhaal van de
Bangladeshi importbruid Nazneen die in een Londense immigrantenwijk het
leven deelt met haar veel oudere man Chanu, wie het maar niet lukt de de
maatschappelijke ladder te beklimmen, ondanks al zijn diploma’s. Het lijkt
een nachtmerrie van een huwelijk, maar een van de bijzondere kwaliteiten van
Brick Lane is dat we toch sympathie opvatten voor de paternalistische
en egocentrische Chanu. Hij is onuitstaanbaar en toch mogen we hem wel. Dat
komt door Ali’s knappe proza. Brick Lane heeft een bijna
Dickensiaanse volheid, en toch laat de auteur voldoende ruimte open zodat de
lezer zich zijn eigen beeld van de personages kan vormen.
Brick Lane is zo’n roman die autobiografische trekken heeft
zonder dat de auteur van A tot Z haar eigen leven navertelt. Ali is de
dochter van een Pakistaanse vader die in de vroege jaren zestig in Engeland
kwam studeren. Met zijn Britse vrouw keerde hij terug naar zijn vaderland,
kort voordat de burgeroorlog uitbrak en Bangladesh zich afscheidde van
Pakistan. Het feit dat hij met een buitenlandse vrouw was getrouwd, maakte
Ali’s vader opeens tot een persona non grata in zijn eigen geboorteland, en
het gezin vluchtte weer naar Engeland. Definitief ontworteld.
Ali gebruikte de verhalen van haar moeder over hoe hulpeloos ze was als
Engelse in Bangladesh, alleen draaide de schrijfster het om, door die
ervaringen aan Nazneen in London te geven. De verhalen die Azneen en Chanu
aan hun kinderen vertellen over het verre moederland zijn de verhalen die
Ali als kind van haar vader hoorde. Maar Brick Lane is meer dan
alleen het verhaal van een immigrantenkind. Het is ook een volbloed Londense
roman, want in de Britse literatuur hoeven allochtonen geen barokke taal te
schrijven om geaccepteerd te worden.
Toen Ali een paar hoofdstukken van Brick Lane af had, liet
ze die zien aan een vriend die bij een uitgever werkte. De volgende maandag
lag er een bod van drie ton op tafel. Een Amerikaanse uitgever kwam ook nog
eens met een aanzienlijk voorschot, en Brick Lane lag nog niet in de
winkel of het tijdschrift Granta zette haar op de ranglijst van de beste
jonge Britse romanschrijvers. Maar het meest uitzonderlijke van dit verhaal
is dat Brick Lane ook een succes werd toen het eenmaal uit was.
Uitgevers kunnen een boek niet tot in het oneindige hypen, uiteindelijk
moeten de lezers het goede nieuws aan elkaar doorgeven. Dit gebeurde bij
Brick Lane, dat alleen in de Britse editie al tegen een miljoen
exemplaren verkocht, en tienduizend in de Nederlandse vertaling. Het boek
verzamelde een reeks prijzen en de enige vraag was met wat voor opvolger Ali
zou komen.
Drie jaar na Brick Lane ligt Monica Ali’s tweede roman in de
winkels, Alentejo Blue, en het boek is geen teleurstelling. Het is
zelfs een triomf, in de zin dat Ali geen pas op de plaats maakt door opnieuw
met een verhaal uit de immigrantenwijken van Londen te komen. Alentejo
Blue is gesitueerd in het zuiden van Portugal, waar de tijd stilstaat en
de zelfmoordcijfers het hoogste zijn van heel Europa. De schrijfster heeft
sinds Brick Lane een huisje in Alentejo, ten noorden van de Algarven,
en in die omgeving bevindt zich haar fictieve dorpje Mamarrosa, waar de zon
de kurkbomen geselt en de mannen hele dag in de kroeg zitten. Er valt niets
te doen.
Alentejo Blue heeft een bijzondere vorm. Er is geen
hoofdpersoon, er is geen plot en er is geen verhaal. We kunnen zelfs niet
zeggen dat het dorpje de hoofdrol speelt want dat zou te veel eer zijn. En
toch staat deze roman als een huis, en dat komt door de stijl. Alentejo
Blue gaat over een bepaald levensgevoel dat zich vroeg of laat van
iedereen in Mamarrosa meester maakt, of het nu de bewoners zijn die er al
generaties lang wonen of toeristen die alleen op doorreis zijn.
Sinds Brick Lane wisten we al dat Ali fenomenaal kan schrijven,
maar Alentejo Blue is ronduit een technisch meesterwerk. Net als in een
estafette komt in ieder hoofdstuk een ander personage aan het woord die zijn
verhaal vertelt. En toch is Alentejo Blue geen veredelde
verhalenbundel, maar een hecht gecomponeerde roman die gaat over verloren
illusies. Er gebeurt eigenlijk niets. Wat kan er nu helemaal gebeuren in
zo’n dorpje? En toch lees je Alentejo Blue ademloos uit, zo mooi is
het geschreven.
Zo gaat het knapste hoofdstuk van Alentejo Blue over Vasco,
de tonronde eigenaar van het plaatselijke café. Het is sluitingstijd geweest
en er is nog één stuk amandeltaart over dat een machtige aantrekkingskracht
op hem uitoefent. Zal hij, of zal hij het niet opeten? Het wordt een
filosofische propositie die Plato in de schaduw stelt. Terwijl hij wikt en
weegt, gaat er een heel leven aan ons voorbij. Als jonge man had Vasco
geweigerd genoegen te nemen met de apathische houding van zijn dorpsgenoten..
Daarom emigreerde hij naar Amerika. Nu zijn deze Amerikaanse jaren het enige
dat hem nog wat anzien verschaft in Mamorrosa.
“Wat is het leven waard als je niet de tijd hebt om in je eentje
te gaan zitten en na te denken? zei Vasco tegen zichzelf. Dit is tenminste
iets dat de ze in Portugal begrijpen. Alleen op een stoel zitten en
nadenken. Iedereen zou het moeten doen, maar niet iedereen durft het
aan.
“Hij had een paar grote beslissingen genomen in zijn leven,
terwijl er mensen waren in het dorp voor wie de grootste beslissing was of
ze de deurpost geel of blauw moesten verven. Maar Vasco vertrok naar
Amerika. Toen hij nog geen eenentwintig was. We leven ons leven, zei zijn
grootmoeder altijd. Maar hij maàkte zijn leven.”
Nu heeft hij een uur nodig om zijn vork in een stuk taart te
zetten.
Alentejo Blue gaat over leven zonder perspectief. Daarom gaat het
enige hoofdstuk dat niet helemaal overtuigt over een meisje dat een nieuwe
toekomst tegemoet gaat als au-pair in Londen. Teresa is jong en mooi, en ook
niet dom - zeker niet vergeleken met haar vriendje Antonio die altijd in
zijn oor zit te pulken wanneer ze samen zijn. Weldra zullen ze elkaar in de
liefde inwijden, en daarna gaat Teresa hem pas vertellen dat ze naar Londen
vertrekt. Dan kan hij de rest van zijn leven aan haar denken als het mooiste
wat hij ooit heeft gehad.
De scene waarin zij in Mamarrosa’s eerste, pas geopende internetcafé
zitten is kostelijk. Er is geen internet, het ijs riekt naar vis en na een
paar uur ziet het internetcafé zonder internet er uit alsof het er al
honderd jaar is geweest. Alle oude mensen zitten aan de bar en alle jongelui
zitten aan tafeltjes, net als bij Vasco. Ook wanneer het internet eindelijk
is aangesloten en een moeder urenlang naar een webcam zit te kijken van een
park in Amerika. Er valt niets te zien, maar ze wil kijken hoe het er in
Amerika eruit ziet.
En dan zijn er de onvermijdelijke Britse expats en toeristen. Er
is een verlopen schrijver die zichzelf moed inspreekt met de gedachte dat
het beter is als succes pas in tweede helft van je leven komt. En er is de
bizarre familie Potts, waarvan vader China en moeder Chrissie permanent
dronken en stoned zijn, terwijl de dochter alle jongens van het dorp
afwerkt. Hun zoontje Jay loopt overal om aandacht te bedelen. Het
verwaarloosde kind vindt een doos lucifers, en hij fantaseert hoe het zou
zijn als hij in de kurkdroge heuvels per ongeluk een brandende lucifer liet
vallen.
Gelaten legt Chrissie het aan met de verlopen schrijver, bij gebrek aan
beter, alleen om door hem te worden gedumpt wanneer hij overschakelt op haar
dochter. Spoedig blijkt de dochter zwanger te zijn - niemand weet van wie
- en Chrissie regelt een abortus, waarna iemand in het dorp haar erbij
lapt. Dit is Portugal. Wat denken die buitenlanders wel?
Een jong stel rijdt door de heuvels. Ook zij komen uit Engeland,
en binnenkort gaan ze trouwen. Ze weten alleen niet meer waarom. Zij zoekt
naar de zin van het leven. Hij weet zeker dat het leven helemaal geen zin
heeft. Pluk de dag is genoeg voor hem. Om onduidelijke redenen laat de
schrijfster de vrouw steeds aan het stuur van hun autootje zitten, en één
keer loopt dat bijna uit op een frontale botsing, en het lijkt er veel op
dat de vrouw daarop aanstuurde omdat ze net zo lief doodging als het waar is
dat ‘alles helemaal niets betekent.’ En dan zijn ze nog niet eens in
Mamarrosa aangekomen, waar iedereen weet allag dat het leven nergens naartoe
gaat. Alentejo Blue is echt geen toeristenfolder à la Een jaar in
de Provence.
Al die tijd is het dorp in gespannen verwachting van de terugkeer van de
verloren zoon, Marco Alfonso Rodrigues, die in het buitenland zijn fortuin
heeft gemaakt. Wellicht zal hij zich opnieuw in Mamarrosa vestigen en het
dorp tot nieuw leven brengen en er een groot hotel te bouwen. Zo’n hotel zou
weliswaar de ondergang van de dorpscultuur betekenen, maar misschien is de
ondergang nog wel te verkiezen boven doelloos vegeteren. Wanneer Marco er
uiteindelijk is, wordt er een groot feest voor hem georganiseerd dat op een
enorme chaos uitloopt. Zodra een perspectief zich opent, ligt iedereen met
elkaar overhoop. De volgende dag is Marco weer verdwenen. Voorgoed. En de
dorpelingen hebben er vrede mee. Hij was toch niet meer hetzelfde als
vroeger.
Alentejo Blue is een krachttoer. Een roman van bijna
driehonderd pagina’s zonder één dragend verhaal of personage. Met een stijl
die het beste van Raymond Carver evenaart. Het enige bezwaar is dat Ali
kennelijk toch weke knieën kreeg en er geen einde aan durft te maken zonder
de omtrekken van een plot aan te brengen. De verloren zoon. Een plot die
draait om een personage dat pas tegen het einde wordt geïntroduceerd,
verdient de schoonheidsprijs niet. En dat is nu net waar dit boek om
vraagt.
HP De Tijd, 16 juni 2006
|