WEBLOG - BERICHT

Afscheid van antiquaar Piet van Winden
GEPLAATST:

De Amsterdamse antiquarenbeurs wordt gehouden in een hangar van een gebouw aan het IJ. Het is geen drukke dag. Antiquaren drentelen rond, wachtend op publiek en kijken steels wat er in de andere stalletjes wordt aangeboden. Het aantal kijkers en kopers is minimaal. Wie op deze beurs af gaat zou denken dat het antiquarenvak ten dode is opgeschreven, en het lijkt geen toeval dat iedereen felicitaties heeft voor de eigenaar van het Leidse antiquariaat AioloZ, Piet van Winden. Het is net bekend dat hij een opvolger heeft gevonden. Hij stapt met ingang van 2008 uit het vak.

Van Winden (52) is de opmerkelijkste antiquaar van zijn generatie. Het antiquariaat is vanouds een vak dat alle rumoer mijdt. Handelaren in oude boeken, handschriften en prenten spreken het liefst in gedempte tonen en schuwen de publiciteit. Toen Van Winden in 1986 aan de Leidse Botermarkt met zijn vrouw Monique het antiquariaat AioloZ opende, pakte hij het anders aan, met opzienbarende veilingen van unieke boeken en handschriften van Gerard Reve die zelfs het journaal haalden. Bij het grote publiek bleef Van Winden vooral de man met de spectaculaire Reviana, maar AioloZ was ook het huis dat de Koninklijke Bibliotheek hielp aan een unieke Couperus-collectie en nu een veilig huis zoekt voor de nalatenschap van Willem Elsschot, na jarenlange processen tussen de verschillende erven Elsschot.

Beeldvorming is alles in het oude-boekenvak. Vergeleken bij zijn oudere (en onlangs overleden) collega Wim Schuhmacher die altijd op de rand van een zenuwinstorting leek, zag Van Winden er op het eerste gezicht uit als een man van de materialistische jaren tachtig. Een zakenman die had ontdekt dat er veel geld zat in oude boeken. Reden om Van Winden aan de vooravond van zijn afscheid te vragen hoe hij in het vak terecht kwam.

‘Ik was als kind al gefascineerd door boeken,’ vertelt Van Winden als ik hem twee weken na de beurs in zijn Leidse winkel bezoek. ‘Ik kwam bij de Jezuiten op een internaat te zitten, maar in het examenjaar ging ik op kamers wonen zodat ik van ‘s ochtends vroeg tot ‘s avonds laat kon lezen. Mijn literatuurlijst voor Nederlands besloeg al twintig pagina’s en dan kwamen Frans, Engels en Duits nog. Het was alsof ik een oneindig universum betrad dat nooit helemaal uit te verkennen was. Bij al dat lezen vroeg ik me nooit af wat ik er later mee ging doen, ook niet toen ik ging studeren. Na mijn afstuderen had ik nog geen idee wat ik ging doen - behalve lezen - en ik ging twee jaar amateurwielrennen in Frankrijk.

‘Een toeval had me op het spoor van het bibliofiele boek gezet. Mijn peettante trad eens namens een liefdadige instelling op als executeur-testamentair. Als dank voor haar werk mocht ze een boek uit de nalatenschap kiezen. Ze dacht aan mij en liet me een lijst met titels zien. Ik was in die tijd erg geïnteresseerd in de dichter Baudelaire en koos zijn Les Fleurs du Mal. En zo viel mij een uitgave uit de Zilverdistelreeks in de schoot, met het mooiste geschepte papier, kaft van perkament en twee-kleurendruk, door de beste drukkers van honderd jaar geleden, en met jeugdige overmoed en dito hanepoten zette ik er meteen mijn naam in. Zo ontdekte ik dat een mooie uitgave je dichter bij de bedoelingen van de schrijver brengt, al was het maar omdat je langzamer gaat lezen.

‘Ik struinde alle markten af op zoek naar schrijvers van vroeger die ik niet kende. Ik las alles. Als het niets was verkocht ik het weer door en zo financierde ik mijn leeshonger. De eerste keer dat ik een stapel boeken puur voor de handel kocht, was de zwaarste beslissing van mijn leven, al ging het maar om vijf gulden. Toen we onze eerste dochter kregen (de actrice Sophie van Winden) nam ik een halve baan als leraar Nederlands, maar vulde mijn inkomen aan met het verkopen van boeken. Toen ik na een paar jaar een volledige baan kreeg aangeboden, besloot ik dat ik toch liever doorging met boeken en we begonnen AioloZ.’

Wat het meest opvalt aan AialoZ is dat het een open zaak is. Het is een smal en ondiep pand, maar door de dubbele etalage valt er toch veel licht binnen. Twintig jaar terug zagen de meeste antiquariaten eruit als donkere holen waar je vaak tussen wankele stapels moest manoeuvreren. AioloZ was anders.

‘Wij hebben meteen besloten het anders te doen,’ erkent Van Winden. ‘De meeste antiquaren hadden een enorm aanbod. Ze hadden alles. Dat is een onhandige manier om met je ruimte om te gaan, en het zorgt er ook voor dat je nooit veel geld in kas hebt. Het leek ons veel beter om in te zetten op spectaculaire dingen - bijzondere collecties, zeldzame eerste drukken en handschriften van grote auteurs. Als je daar de aandacht op vestigt, krijg je meer klandizie en aanbod. Het heeft geen zin grote ladingen boeken in huis te halen en dan maar te wachten hoe het loopt. Wij kozen ervoor auteurs voor wie grote aandacht was groot te brengen. Af en toe een hype creëeren. En we bereden natuurlijk onze eigen stokpaardjes door aandacht te vragen voor auteurs die wij bijzonder vinden.

‘In 1989 kreeg ik Reves eigen exemplaar van De avonden aangeboden. Daarmee haalden we het journaal. Vanaf dat moment gingen mensen ons bellen als ze bijzondere dingen hadden: een jeugdcyclus van Komrij, een ansicht van Couperus, een stapel liefdesbrieven van Slauerhoff, en nu, op de valreep, Willem Elsschots nalatenschap. Ik heb zulke bijzondere dingen in handen gehad! Het antiquariaat is traditioneel een erg stille branche, waar men elkaar in alle discretie de loef af probeert te steken. Maar de media kunnen in je voordeel werken, en ook in het voordeel van het hele vak, want zo komen er meer dingen boven water.

‘Er zijn collega’s die absoluut niet gecharmeerd waren van de manier waarop ik werk. Nog steeds niet. Het geldt als not done om zo aan de weg te timmeren. Ik geloof dat een beetje rumoer en goede boeken elkaar niet uitsluiten, denkend aan mijn eigen jaren van jeugdig enthousiasme. Ik kon met vrienden lallend over straat lopen, en daarna in mijn kamer me verdiepen in totaal onbekende dichters. Voor mijn omzet had ik net zo goed een gesloten huis kunnen runnen. Je kent je klanten en je belt ze op als je iets hebt dat bij hun verzameling past. Je kunt met een handvol van zulke klanten al een heel redelijke omzet draaien. Er zijn klanten voor wie ik naar een veiling ga omdat ze zichzelf niet vertrouwen wanneer ze moeten bieden. Maar ik wilde ook gewoon publiek binnen krijgen dat in de kasten snuffelt met boeken van tien, twintig euro, om zo de smaak te pakken te krijgen. Later hebben ze dan misschien het geld voor een mooie eerste druk.

Van Windens werkelijk passie ligt bij originele handschriften. ‘De eerste druk staat voor verzamelaars het dichtst bij de auteur. Een handschrift komt nog dichterbij. Mijn dichterlijk geneigde collega Schuhmacher had het over ‘de gestolde adem van de schrijver.’ De eerste keer dat je een mooie eerste druk van De avonden in handen krijgt is een gebeurtenis. De tweede keer begint het al normaal te worden. Bij handschriften blijft het een enerverend moment om voor het eerst alleen met het materiaal te zijn. Ik heb nu een handschrift van Reve’s gedicht ‘Sacrament’ in huis, over een soldaat en de maagd Maria. Reve maakte soms wel dertig versies van een gedicht voor hij er tevreden mee was, met veel schrappen en nieuwe aanzetten. Op één vel zie je die hele worsteling. De niet doorgehaalde woorden vormen uiteindelijk het definitieve gedicht, op een haar na. Dat is toch het meest fascinerende wat je als liefhebber van een schrijver kunt kopen?

’We hebben al vrij spoedig besloten dat alles waarvan we dachten dat het in het Letterkundig Museum hoorde eerst aan het Museum aan te bieden. Soms plaatsten we het dan niet eens in de catalogus, en in andere gevallen seinden we ze net in voordat de catalogus de deur uitging, zodat we rustig konden overleggen. In andere gevallen sloot ik het bij voorbaat uit dat het naar particulieren ging omdat ik het gewoon te belangrijk vond. De keer dat ik zeventig liefdesbrieven van Slauerhoff aan zijn jeugdliefde kreeg aangeboden heb ik me niet afgevraagd welke zeventig klanten ik daar blij mee kon maken. Die brieven moesten naar het Letterkundig Museum. Als dat niet meteen lukt moeten we er maar wat langer over doen.’

Ik vraag Van Winden welke levende schrijvers in trek zijn bij verzamelaars.

‘Om interesaant te zijn voor verzamelaars moet je een cultschrijver zijn. Zodra je werk in grote oplagen verschijnt, verliest het zijn verzamelwaarde. En mensen moeten zich ook met de schrijver kunnen identificeren. Wie sterk in de gaten wordt gehouden door collectioneurs is Geerten Meijsing. Ik had laatst een paar zeldzame eerste drukken van zijn vroegste werk en die vlogen weg. Die heeft een adolescente hybris die bijna vraagt om miskenning. Een verzamelaar wil eigenlijk de enige zijn die zo’n auteur in de gaten houdt. Daarom krijgen collectioneurs en liefhebbers ook binnen de kortste keren slaande ruzie met elkaar, want ze geloven allemaal dat zij een speciale band hebben met die auteur. L.H. Wiener is ook zo’n auteur waarvan je kon denken dat je de enige was die hem kende. Iedereen zit achter die eerste uit de handel gehaalde verhalenbundels aan.’

Na een korte maar ernstige ziekte besloot Van Winden dat hij na 22 jaar afstand wilde nemen van het antiquarenvak. Wat heeft hij in die jaren zien veranderen in het vak?

‘Het aanbod is veranderd en de vraag ook. Wanneer ik als student op het Waterlooplein ging neuzen, lag er tussen de rommel geweldige dingen. Die aanvoer is helemaal opgedroogd, want mensen zetten de boeken van hun overleden grootvader niet meer op zolder, waarna ze later in het tweedehandscircuit opduiken. Negen van tien keer dat je nu op inkoop gaat bij een particulier tref je alleen maar boeken aan die de laatste tien, vijftien jaar zijn verschenen. En die heeft iedereen al. Die raak je nooit meer kwijt.

Het andere probleem is dat er minder belangstelling is voor het oude boek dan toen ik begon. Eigenlijk is dat hetzelfde probleem. Zaterdags is hier de markt voor de deur, en dan komt intellectueel Leiden er een harinkje halen. Vijftien jaar geleden ging men dan ook nog even kijken of er iets van zijn gading in het antiquariaat te vinden was. Nu blijft het stil. Er zijn minder passanten die op goed geluk binnenlopen om zich te laten verrassen door wat er in de kasten staat, wat toch een van de grote vreugden van de boekhandel is. Op het internet lukt dat niet. En op marktplaats.nl tref je toch alleen de bekende titels van de laatste tien jaar aan. Het internet is gewoon het oude rommelantiquariaat van vroeger, alleen zonder de schimmelige lucht.

‘We leven nu in een hype-samenleving en we moeten steeds op de hoogte zijn van de nieuwste boeken. Als je toevallig net Flaubert aan het lezen bent, en niet precies weet hoe de laatste uitbarsting van Grunberg eruitziet, zit je in het café met je mond vol tanden. Gisteren zat ik met een aantal vrienden aan tafel, en ze zeiden allemaal dat ze binnenkort wilden beginnen aan Proust. Mensen van in de veertig of vijftig. Ik had Proust al op mijn achttiende verslonden! Maar als je je altijd maar laat leiden door de shortlist, zul je nooit aan de grote boeken toekomen. Terwijl het unieke van boeken is dat ze altijd op je liggen te wachten. Je kunt de nieuwste Grunberg over tien jaar ook lezen, als je dat dan nog belangrijk vindt.

‘De boekhandels en de uitgeverijen zijn ermee opgehouden klassieke titels aan te bieden, op enkele uitzonderingen na, omdat een dode auteur nu eenmaal niet kan aanschuiven bij De wereld draait door om te babbelen over Balkendendes kapsel. En het publiek heeft genoegen genomen met wat daarvoor in de plaats is gekomen. Metershoge stapels Connie Palmen, Adriaan van Dis enzovoorts. Allemaal hetzelfde boek lezen, dat is nu het ideaal. Dat hele universum van het literaire aanbod dat mij zo opwond toen ik tiener was, is in snel tempo verdwenen. Dat heeft er toe geleid dat een groot deel van het publiek niet meer zo makkelijk het antiquariaat binnenloopt om te kijken of er een mooi boek voor hen ligt.

‘Het antiquariaat is een jachtterein van fijnproevers geworden. Soms denken mensen dat ze waardevolle boeken in de kast hebben staan, en dan krijgen ze er niets voor. Dat is teleurstellend, maar er is gewoon minder publiek voor antiquarische boeken, en dat publiek is ook heel kieskeurig geworden. Een afgeragde eerste druk van Vestdijk met een trotse krabbel vaneen vorige eigenaar brengt nu veel minder op dan vroeger, want zo’n boek raak ik nooit meer kwijt. Verzamelaars willen het allerbeste, en op het internet kun je beter niets kopen, maar je kunt wel kijken hoe een goed exemplaar eruit hoort te zien. Daarom wil de echte verzamelaar nu niet zomaar een eerste druk van De avonden. Nee, er moet een gaaf stofomslag om zitten en het originele buikbandje. Dan mag het een hoop kosten.’’

Van Winden doet AioloZ over aan Laurens Heij van Bubb Kuypers Haarlemse veilinghuis en VPRO’s De avonden. Heij neemt niet alleen een winkel over. AioloZ is ook een baken voor het bijzondere boek.

‘Ik heb Boudewijn Buch eens een brief geschreven,’ zegt Van Winden. ‘Ik vroeg of hij ermee akkoord ging dat er een prijs naar hem werd vernoemd. De Boudewijn Buchprijs voor de ambassadeur van het antiquarische boek. Goed, er zaten wat charlataneske kanten aan hem, maar alleen al het feit dat hij op de tv een groot publiek naar het antiquarische boek liet kijken, compleet met zijn witte handschoentjes en zijn bevlogenheid, die natuurlijk wel authentiek was. Dat maakte enorm veel belangstelling los. Jammer genoeg was de dag dat Buch die brief ontving ook de dag dat hij overleed. En dat was het einde van die prijs.’

HP De Tijd, 23 november 2007