Vestdijk in de jungle
GEPLAATST: 3-10-2018
Bij gelegenheid van de twintigste Anton Wachterprijs kreeg een aantal bekroonden de vraag wat S. Vestdijk voor hen betekende.
Het kan in Harlingen zijn geweest, of in Doorn, ik weet
het niet meer. Het is al 28 jaar geleden dat mij de Anton Wachterprijs werd
toegekend. Ik signeerde een exemplaar van mijn zojuist bekroonde debuutroman, Mindere goden, en Mieke Vestdijk, de
weduwe, bekeek mijn handtekening en zei: ‘Simon had dat niet goed gevonden,
zoveel krullen.’ Ik had mij geen betere introductie kunnen wensen tot het leven
van een schrijver.
De vraag wat voor invloed Vestdijk op mijn werk heeft
gehad is vrij simpel. Ik geloof niet in invloed. Ik ben ook geen schrijver die
door het lezen tot schrijven is gekomen, want ik wilde al schrijver worden toen
ik nauwelijks las. Vraag me niet waarom. Daarnaast is schrijven een veel te intensief proces om
invloeden van buiten toe te laten. Een schrijver die wat waard is heeft, volgt
zijn eigen creatieve DNA. De generatie vlak voor mij, die in de jaren zeventig
debuteerde, verklaarde zich bijna unaniem schatplichtig aan Vestdijk, en toch
zijn er nauwelijks sporen van terug te vinden in het werk van Maarten ’t Hart,
Doeschka Meijsing of Frans Kellendonk. Niet meer dan in het werk van schrijvers die niets met Vestdijk hadden.
In mijn studietijd las ik alle romans van Vestdijk, die
in die tijd voor het opscheppen lagen bij De Slegte. Elke zomer gaf ik mezelf een vakantiebaantje door voor duizend gulden een lang essay te schrijven voor tijdschriften als De Revisor of Maatstaf, vier
keer over romans van Vestdijk. Een uitgever schreef of ik er een boek van wilde
maken, maar toen was ik al aan mijn eerste roman begonnen. Wat ik toen aan
Vestdijk aflas, was dat een schrijver soms een minder boek schreef om daarna
een beter boek te schrijven. Zo werkt dat.
Vestdijks Remington
Maar wat vooral indruk op mij had
gemaakt lag al veel eerder, in mijn middelbare schooltijd. Een leraar
Nederlands had laten zien hoe Vestdijks manuscripten eruitzagen, met eindeloze
aanvullingen en verbeteringen die in ballonnetjes aan de tekst ontsnapten. Ik
zag een foto van de schrijver achter zijn tank van een Remington. Hij had er
een legerhelm bij kunnen opzetten. Vestdijk was een commando in de jungle. Toen
ik van school af was en op een etage in een afbraakbuurt ging wonen, kocht ik bij een
legerdumpzaak ook zo’n tank.
Het is nu al twintig, vijfentwintig jaar bon ton om te
zeggen dat niemand nog Vestdijk leest. Pieter Steinz begon daarmee, in een tijd
dat er zo’n vijf ŕ tien Vestdijkromans
waren die door scholieren en volwassen werden gelezen. We zouden dat nu fake
news noemen. Ina Damman, De koperen tuin, De kellner en de levenden, Ierse
nachten, Pastorale 1943, zijn allemaal
nu ook nog volop verkrijgbaar. Bijna vijftig jaar na de dood van de auteur in
kwestie, in het land van Zand Erover, is dat een fenomenale prestatie. Als dat ‘niet meer gelezen’ is zou elke
schrijver daar voor passen.
Nobelprijs
Duivelskunstenaar. Kluizenaar van Doorn. Dat waren de
mythen waarachter Vestdijk zich graag verschool. Schrijvers lieten zich toen
nog niet voor elk nieuw boek interviewen. Dat was ook onbegonnen werk geweest, want Vestdijk publiceerde elk jaar (gemiddeld) twee ŕ drie
boeken. Hij was niet alleen onze Nobelprijs-kandidaat, maar ook de ultieme
broodschrijver, en ik bedoel dat in positieve zin.
Toch is het achteraf opvallend hoe weinig mensen van hem
wisten. Hoe gesloten hij was. Geert Lubberhuizen, de baas van de Bezige Bij en
een van zijn betere vrienden, deed eind jaren zestig een poging hem thuis te
interviewen. We zien aan de vragen in welke mate hij in het duister tastte over een auteur die hij al twintig jaar in huis had. Vestdijk schreef niet
in de eerste plaats om zich aan de wereld te bekennen. Dat ging vanzelf, voor wie zijn creatieve DNA kon lezen.
Zijn
stijl is onmiddellijk te herkennen. Het is de stijl van iemand die met zichzelf
in debat is, een spel van terugnemen, zichzelf corrigeren en ironiseren. En daaronder
ligt een vulkanische emotionaliteit. Dat spel sprak de generatie schrijvers van
de jaren zeventig erg aan, maar in de huidige tijd ligt dit indirecte wat lastiger. We
hebben liever zonder omwegen toegang tot de emotie. Daarom zullen De koperen tuin en Ina Damman
altijd blijven bestaan.
21 oktober 2018
|