WEBLOG - BERICHT

Tien geboden voor schrijvers
GEPLAATST: 14-3-2006

Het is niet moeilijk meer om schrijver te worden. Er zijn opleidingen voor schrijvers, er zijn boeken over de geheimen van de literatuur en er is sinds kort een cursus die u leert een geslaagd debuut te maken. Het enige dat nog ontbreekt, is een handeiding voor de schrijver die mikt op de lange termijn. Daarom deze Tien Geboden voor een leven in de literatuur.

*

Laat u nooit door een fotograaf op een lach betrappen, want een vrolijke schrijver kan nooit een goede schrijver zijn  - in het oog van het publiek. Lezers verwachten dat een schrijver gebukt gaat onder sombere gedachten. Hij moet het toch ergens vandaan halen? Het maakt niet uit dat u elke avond in de kroeg met collega’s en aanhang zit te schateren hoe beroerd Heleen van Royen schrijft en hoe weinig de critici van de literatuur snappen. Zodra u naar buiten stapt bent u weer de schrijver die het leed van de wereld op uw schouders torst. Over glimlachen gesproken: verstop uw vrouw. Alle schrijvers zijn per definitie vrijgezel, want wie een boek koopt, droomt van een mentale date met de auteur, en wil geen mevr. Schrijver erbij. Voor het Boekenbal krijgen de meeste schrijvers al jaren alleen nog enkele kaartjes, zodat ze met een losgeslagen boekenverkoopster uit Dwingeloo de dansvloer opmoeten.

*

Vertrouw geen enkele uitgever. Uitgevers willen alleen maar boeken verkopen, maar dat hoeven niet per se ùw boeken te zijn. Sinds de invoering van de euro is de prijs van een boek flink gestegen, terwijl het steeds goedkoper is geworden om een boek te laten drukken. Daarom wordt de boekhandel overstelpt met veel meer boeken dan de markt aan kan. Ondertussen worden de lezers steeds eenkenniger. Renate Dorresteijn en Arthur Japin vliegen de winkels uit, maar ondertussen besteden die lezers hun geld niet aan uw boek. Het gekke is dat uw uitgever daar niet wakker van ligt. Sterker nog: hij neemt niet eens de telefoon op als u daar ’s nachts na sluitingstijd over wilt praten. Ook al worden er maar vijfhonderd exemplaren van uw laatste roman verkocht, uw uitgever is alweer uit de kosten zolang hij nog een paar bestsellers en een moppenboekje in huis heeft. En u hebt een paar jaar gewerkt voor een hongerloontje.

*

Praat nooit over geld in de media. Als schrijvers onder elkaar zijn is geld altijd onderwerp nr. 1, want elke schrijver is op zoek naar manieren om wat meer te verdienen. Alleen mag de buitenwereld daar niets van weten. Stel u wint de AKO- of Librisprijs. Wees dan met gelukzalige stomheid geslagen wanneer de presentator u later vraagt wat u met het geld gaat doen. Voor zo’n bedrag zou hij niet eens een half reclamespotje inspreken, terwijl u tientallen jaren hebt gewacht op zo'n prijs. U woont nog steeds op dezelfde etage als toen u was afgestudeerd, maar nu met een vrouw die de eerste opvliegers al voelt komen en een kind met leerproblemen. Probeer dan maar eens de A la récherche du temps perdu van onze tijd te schrijven, zoals u uw uitgever heeft beloofd. U bent uw hele leven nog nooit in een goed restaurant geweest, laat staan dat u een cent voor later hebt opzij gelegd.

*

Pap nooit aan met recensenten. Ze zullen u erom verachten. Het is nog maar een generatie geleden dat critici een doorgeefluik waren voor schrijvers. De schrijver vertelde de recensent in de kroeg wat hij van zijn boek moest vinden, op dicteersnelheid, en een week later stond het in de krant. De roem van de Revisor-generatie berustte op de goede banden met critici. De huidige generatie critici laat zich niet meer zo makkelijk voor het karretje van de schrijvers spannen, maar ze lonken des te gretiger naar de uitgevers. Want dat levert meer op. Als de recensent braaf meehelpt met de grote hypes, kan het niet missen of er wordt ook eens een boekje van hem uitgegeven. Recensies leggen nog maar weinig gewicht in de schaal naast de glossies, de talk shows en andere media waar nooit een kritisch woord valt. Daarom is een geëxalteerde schrijver met het nieuws dat hij net de beste roman aller tijden heeft geschreven wel het laatste waar een criticus aan de bar op zit te wachten. Hij zal uw boek beter vinden als u net doet alsof u hem niet herkent.

*

Schrijf geen korte verhalen, tenzij u een writers' writer wilt blijven. De meeste lezers zijn geen literaire fijnproevers die op een subtiel kort verhaal zitten te wachten. Wanneer u uw uitgever een kort verhaal laat zien zal hij u vragen  -  als hij het goed met u voorheeft  -  er een roman van te maken, want er is geen plaats voor korte verhalen in onze letteren. Het grote publiek wil dikke romans om diep in weg te zinken. Hoe dikker hoe beter. De enige verhalenbundel die ooit in de buurt van bestsellerstatus kwam is Zwagermans mega-bloemlezing van alle verhalen uit onze letteren, en daar passen wel vijf romans in. En hoe krijgen al die druk-druk-drukke mensen die boeken uit? Niet. De helft van de boeken die mensen naar huis meenemen wordt nooit uitgelezen. Overigens worden ook heel wat van de boeken die het publiek koopt helemaal niet gelezen. Geen pagina. Die blijven gewoon eeuwig op de stapel liggen. Denk daar nog eens over na terwijl u schaaft aan uw geciseleerde proza.

*

Polemiseer niet. Vrouwen houden er niet van. Vier van de vijf lezers zijn vrouw, en die vinden ruzie kinderachtig. In de literatuurgeschiedenis zijn er voorbeelden van schrijvers die er kwamen door hun collega’s een kopje kleiner te maken. Maar dat was een lange tijd geleden. Begin er niet aan. Literaire polemieken zijn van vroeger, toen de literatuur er nog toe deed. Op een paar studenten Nederlands na heeft het publiek geen enkele belangstelling voor ‘literaire opvattingen’ en de microscopische manieren waarop die volgens schrijvers met elkaar botsen. Het doet de lezers alleen maar denken aan de tijd dat ze op school over ‘stromingen’ moesten leren. Misschien denkt Ilja Leonard Pfeijffer dat hij laat zien waar hij als dichter voor staat wanneer hij Kopland aanvalt. Maar voor de meeste lezers staan zowel Pfeijffer als Kopland gewoon voor een gezellig voorleesavondje poëzie, meer niet.

*

Schaam u niet voor uw wereldvreemdheid: cultiveer die. Soms proberen de media het over de hippe boeg te gooien, en schrijvers te pushen die van hiphop houden, of die hun meesterwerken al sms-end schrijven. Alleen journalisten lezen zulke verhalen. Niemand die in boeken is geinteresseerd geeft om hiphop, en andersom hebben hiphoppers geen tijd voor boeken. Hoe negentiende-eeuwser schrijvers zich gedragen hoe meer het hun publiek zal aanspreken. Zet daarom uw tv op zwartwit en doe alsof u nog nooit van e-mail heeft gehoord. Jean-Pierre Rawie draagt een stijf boordje. Hij is een van die zeldzame dichters wier werk wordt herdrukt. Oude-stijl romancier Wessel te Gussinklo trof een apothekersassistente met een hoofddoekje en hij stuurde meteen een vlammend betoog naar De Groene over het oprukkende terrorisme. Daarvoor is hij in de grachtengordel hartelijk uitgelachen. Maar ondertussen ligt de P.C.Hooft-prijs al voor hem klaar, aangenomen dat Te Gussinklo nog verder durft te schrijven met al die hoofddoekjes om hem heen.

*

Verspil geen moeite aan stijl, tenzij u alleen mooie recensies wilt krijgen. Mooie recensies verkopen geen boeken, zeker wanneer u wordt geprezen als ‘een groot stilist’. Dan weet het publek al genoeg. Schrijvers krijgen pas succes wanneer ze met de botte kant van hun pen gaan schrijven. Mik daarom op het soort laagdrempelige proza dat niets zou verliezen in een slechte vertaling. Neem een voorbeeld aan Mulisch. Voer voor psychologen was een feest van briljante zinnen. Toch is het veertig jaar later nog steeds een boek voor de fijnproevers. Pas toen hij met De aanslag zijn speelse stijl inruilde voor een proza dat ook voor trage geesten is te volgen, is Mulisch een echte bestseller geworden. Hetzelfde geldt voor humor. Doe vooral geen moeite een geestige dubbele bodem onder uw proza te leggen, want dan denken de lezers dat uw uw werk niet serieus neemt. In onze letteren loopt het altijd slecht af met humoristen, tenzij ze al van de televisie bekend waren, zoals Koch en Van Kooten.

*

Neem geen politiek afwijkende standpunten in. Loop niet voor de troepen uit. Lezers houden niet van wilde ideeën. Zij lezen niet om aan de actualiteit te worden herinnerd. Lezers willen bij de beschaafde mensen horen, en niet bij de types die zeggen wat ze denken. Voelt u toch de aandrang om op een zeepkist te klimmen, kies dan voor een nette vorm van cultuurpessimisme. Klagen over de verloedering doet het altijd goed, al is het een achterhaald standpunt. Uw opinies hoeven de wereld niet te veranderen, zolang ze de doelgroep maar behagen. Daarom schreef Thomas Rosenboom zijn pamflet tegen lawaaiige kinderen ook pas vijftien jaar nadat elke columnist erover had geschreven. Daar kon niemand zich een buil aan vallen. En wat u ook doet, wees voor het koningshuis. Niemand van de koninklijke familie is ooit op het lezen van een boek betrapt, en toch staan schrijvers te dringen om bij de koningin op de thee te mogen.

 

*

Voel u niet te goed om in commisies en juries te zitten, en het werk van uw collega's te beoordelen. U hoeft hun boeken heus niet te lezen. U weet wel wat uw vrienden waard zijn. En uw vijanden ook. U zult er later rijkelijk voor worden beloond wanneer uw vrienden in diezelfde juries zitten. U heeft uw huiswerk niet gedaan als u denkt dat u alleen maar mooie boeken hoeft te schrijven om een royale beurs te krijgen. De beste beurzen worden uitgekeerd aan schrijvers van wie niemand ooit heeft gehoord, maar die al hun tijd in obscure commissies hebben gestoken. Literaire prijzen zijn een loterij waarop geen peil op valt te trekken. Er slechts een manier om het lot gunstig te stemmen: stop met schrijven en ga zelf in een jury zitten.

HP/De Tijd, Boekenweek 2006