WEBLOG - BERICHT

Boodschap in een fles
GEPLAATST:

Het mooie van de klassieke Franse literatuur is dat de grote romanciers zich ieder in een paar woorden laten karakteriseren. Proust is de schrijver die in een geluiddichte kamer lag en werkte aan A la recherche, waarvan iedereen de scene kent met het koekje dat het verleden doet herleven. Zola is de held van de Dreyfus-affaire (J’accuse) en de eerste schrijver die echte research deed voor zijn romans en in de mijnen afdaalde om te kijken hoe het daar was. Flaubert is de man van l’art pour l’art die zich zijn hele leven afzonderde om het perfecte proza te schrijven. Balzac had zich zo diep in de schulden gestoken dat hij dag en nacht moest schrijven om de drukpersen te voeden. En Stendhal? Die dwong zichzelf elke dag een paar pagina’s van het Burgerlijk Wetboek te lezen, om zich te trainen in een droge stijl te schrijven. Het is een interessant beeld, alleen een beetje droog.

Die hang naar een droge en eenduidige stijl kan een verklaring zijn waarom Stendhal (1783 – 1842) lange tijd niet tot het pantheon van de Franse literatuur werd gerekend. Pas in de loop van de twintigste eeuw werden zijn romans Le rouge et le noir en La Chartreuse de Parme mijlpalen in de literatuurgeschiedenis die elke ontwikkelde Fransman diende te kennen. In Nederland werd Stendhal pas in de late jaren veertig vertaald, nadat E. du Perron in het tijdschrift Forum lang voor deze schrijver had gepleit. En nog steeds moeten alle zeilen worden bijgezet wanneer er een nieuwe vertaling verschijnt, getuige het nawoord dat Arnon Grunberg vier jaar geleden schreef voor Theo Kars’ prachtige vertaling van De kartuize van Parma. Zonder zulke literaire reclame verscheen dit najaar een vertaling van de derde grote roman van Stendhal, het lang veronachtzaamde satirische meesterwerk Lucien Leuwen. Het is de eerste keer dat deze roman in ons land verschijnt.

Lucien Leuwen is een boek met een ingewikkelde geschiedenis. Stendhal schreef het in 1835, tussen Het rood en het zwart en De kartuize van Parma, maar hij zag al snel dat het nooit door de censuur zou komen. De toenmalige samensmelting van politiek en winstbejag werd zo scherp afgeschilderd dat de schrijver in grote problemen zou komen als hij Leuwen publiceerde. Daarom verscheen het pas een halve eeuw na zijn dood als Stendhals onvoltooide komische roman.

Lucien Leuwen kreeg nooit de canonische status van Het rood en het zwart en De kartuize van Parma. Het mooie van deze somptueus vormgegeven vertaling is dat we de kans krijgen opnieuw te kijken of Lucien Leuwen nu een meesterwerk is of een mindere Stendhal. Wat vaststaat is dat er niets is aan te merken op de vertaling van Leo van Maris. Een enthousiaste recensent merkte op dat er geen enkel modieus woord is ingeglipt, al was het maar omdat iemand als Van Maris gewoon geen modieuze woorden kent. Eerder vertaalde hij de Bekentenissen van Rousseau, brieven van Belle van Zuylen en een keuze uit de dagboeken van de gebroeders Goncourt. In zijn woning aan een oud Leids pleintje vertelt Van Maris over zijn liefde voor het werk van Stendhal.

‘Stendhal heeft altijd gedacht dat hij wel door het nageslacht zou worden gelezen,’ zegt Van Maris. ‘Bij zijn leven was hij een schrijver voor de happy few. Maar in zijn dagboek schrijft hij dat hij een roman zou kunnen schrijven die pas in het jaar 2000 erkenning zou vinden. Die notitie is van 1804, toen hij 21 jaar oud was. Als romanschrijver was Stendhal eigenlijk een laatbloeier, zijn eerste grote roman, Het rood en het zwart, verscheen toen hij 47 jaar oud was. Maar toen hij er eenmaal mee was begonnen, ging het ook heel snel. Zo schreef hij De karthuize in 52 dagen in een onvoorstelbare roes van creativiteit.

‘Het unieke van Stendhal schuilt in zijn stijl, die van een ongeevenaarde zuiverheid is. Zijn proza is zo fris dat het lijkt alsof je naast de bron staat waar het uitkomt. Anders dan zijn tijdgenoten put hij zich nooit uit in lange beschrijvingen, terwijl hij toch altijd heel concreet blijft. Bij Stendhal heb je eigenlijk zelden het gevoel dat je een roman leest die zich in een ver verleden afspeelt, en dat komt doordat de schrijver direct op de kern afgaat. De historische context interesseert hem niet.’

Maar als schrijver maakte Stendhal toch wel deel uit van een historische context?

‘In zijn stijl nam hij juist afstand van de romantiek van tijdgenoten als Victor Hugo en Balzac,’ zegt Van Maris. ‘De melodramatische clichés van die schrijvers zul je bij Stendhal niet zien. Zo komt er in Lucien Leuwen een duel voor. Andere schrijvers hadden dan eens flink uitgepakt, maar bij Stendhal is het over voor het is begonnen. Hetzelfde zie je in De karthuize. Van de slag bij Waterloo krijgen we eigenlijk alleen het slagveld achteraf te zien, met al de gewonden die er nog liggen. Stendhal dacht waarschijnlijk dat hij zo een betere kans maakte om later nog te worden gelezen, en daar heeft hij gelijk in gekregen.

‘Stendhals romans hebben altijd een romantische kern, er komt altijd een obsessief getinte liefde in voor. Maar hij is een realist in de manier waarop hij die materie benadert. De romantiek gaat door een zeef van intelligente observatie en zo heeft zijn werk zijn actualiteit behouden. Je zou nog een stap verder kunnen gaan want je kunt zijn boeken ook zien als romans à thèse. De manier waarop in Lucien Leuwen de liefde wordt beschreven lijkt bij voorbeeld een illustratie te zijn van Stendhals bekende kristalisatietheorie (zie kader). Hij lepelt ons alleen geen theorieën op waarvan hij de praktijk niet in zijn eigen leven had ondervonden, want Stendhal is zo vaak verliefd geweest dat hij de liefde als een ziekte zag.’

Lucien Leuwen is in de eerste plaats een vader-zoonroman. Wanneer Lucien van de universiteit wordt gestuurd om zijn politieke ideeën heeft zijn vader maar één advies. Waarom neemt hij niet gewoon een maitresse? Er zijn belangrijker dingen dan politiek. Zijn vader kan het weten want hij heeft de politiek alleen gebruikt om een fortuin te vergaren. Lucien wil echter zijn onafhankelijkheid bewijzen en wordt officier, wat aanleiding geeft tot veel komische scenes.

‘Stendhal had zich vast zo’n sympathieke vader gewenst als de oude Leuwen,’ zegt Van Maris. ‘Op dat vlak is Lucien geen zelfportret. Maar de ontwikkeling van zijn liefde kun je grotendeels terugvinden in Stendhals brieven. Lucien denkt ook vaak eindelijk los te zijn, en dat hij gewoon kan gaan biljarten met zijn collega-officieren, en dan ziet hij weer een glimp van zijn geliefde. Hij maakt zich vaak belachelijk, maar toch wordt hij gedreven door een behoefte aan zelfrespect. Hij wil zich kunnen handhaven in een hem vijandige omgeving. Daarmee verdient hij onze bewondering.

‘Naarmate Lucien Leuwen vorderde, moet Stendhal hebben ingezien dat zo’n boek nooit kon verschijnen, met al die politieke intriges en de handel met voorkennis die hij blootlegt. De censuur was destijds niet kinderachtig. Hele krantenredacties verdwenen voor jaren achter de tralies als ze het regime onwelgevallig waren. Toen hij klaar was met schrijven, zette hij er een punt achter. Lucien Leuwen is niet onvoltooid, zoals lang is gedacht. Stendhal heeft het boek alleen niet persklaar gemaakt. Maar hij wilde wel dat wij het later konden lezen. Hij was oprecht bezorgd dat Lucien Leuwen overleefde en daarom liet hij het handschrift heel mooi inbinden. Hij deed er zelfs wat dure gravures bij, om te voorkomen dat het boek later bij het oude papier kwam. Hij liet Lucien Leuwen na aan zijn lievelingszus, al was hij wel bang dat ze later ‘bigot’ werd en het boek zou doen verdwijnen. In zijn testament uitte hij de wens dat iemand er later een fatsoenlijk lopend verhaal van maakte, want daarvoor had hij de tijd niet gehad.

‘Stendhal zat in Italië toen hij Lucien Leuwen schreef, en soms zet hij in de kantlijn dat hij iets nog wil opzoeken wanneer hij weer in Frankrijk is. Het handschrift staat vol met varianten, en geen enkele uitgave van deze roman is hetzelfde. Soms zie je hem zoeken naar het juiste woord, en dat stelt een vertaler voor een onmogelijke opgave. Moet je hem helpen? Het is uitgesloten om zo geestig te schrijven als Stendhal in Lucien Leuwen. Ik heb wel eens gedacht dat er om dit boek een buikbandje hoort met de aanbeveling Lucien Leuwen vijf keer te lezen, want ik heb er vijf jaar plezier aan gehad.’

Stendhals kristallisatietheorie

In
De l’amour beschrijft Stendhal hoe hij met een vriendin door Oostenrijk reist en een zoutmijn bezoekt. Daar wordt hem een natuurkundig experiment getoond dat voor de schrijver vooral psychologische betekenis had. Een ingenieur laat hem zien wat er gebeurt wanneer je een kale tak in de mijn gooit. Na verloop van tijd is die begroeid met schitterende zoutkristallen, je herkent de simpele tak nauwelijks nog. Zo gaat het ook in de liefde. Wij vinden dat onze geliefde een mooie stem heeft en zulke bijzondere dingen zegt, terwijl anderen niets bijzonders horen. Dat komt doordat onze verbeelding aan de geliefde de kristallen van onze verlangen hecht, die gevormd zijn door onze dromen en herinneringen. Deze analyse klinkt nu heel redelijk, maar Stendhal schreef De l’amour een kleine eeuw voor Freud.

Voor Stendhal was de liefde een van de belangrijkste bezigheden, zo niet de belangrijkste, zo schrijft hij in zijn pseudo-autobiografie
Het leven van Henri Brulard. In de kantlijn van het handschrift van De kartuize van Parma stelt hij zich de vraag wat hij liever had gedaan: drie vrouwen veroveren of De kartuize schrijven.

Het Parool, 29 novemmber 2007