Kikker of prins: Robert Vuijsjes Alleen maar nette mensen
GEPLAATST: 1-2-2010
Het verfrissende van Alleen maar nette mensen is dat het van alle introspectie is gespeend.
Eigenlijk zou elke roman minstens tien keer moeten worden afgewezen.
Succes gegarandeerd. In de Amerikaanse literatuur zijn er zoveel bestsellers die eerst door een dozijn uitgevers werden geretourneerd,
zonder enige aanmoediging, dat het bijna geldt als een aanbeveling.
Wanneer het boek eenmaal zijn opmars naar het publiek is begonnen,
levert zo'n pijnlijke voorgeschiedenis mooi pr-materiaal op dat
appelleert aan ons zwak voor het miskende genie. In onze letteren is Robert Vuijsjes Alleen maar nette mensen zo'n bestseller waar eerst
geen enkele uitgever brood in zag, tot een agent zich over het
mansucript ontfermde, het verhaal een nieuw einde kreeg en een andere
titel.
Bijna honderdduizend exemplaren later kan Vuijsje op een
andere manier de mantel claimen van het onbegrepen genie, want er zijn veel
mensen die zich door Alleen maar nette mensen beledigd voelen. Zoals bekend gaat Alleen maar nette mensen over een gymnasiast uit Amsterdam Oud-Zuid, het territorium der ‘cultuurjoden,’
die zich hopeloos voelt aangetrokken tot de wulpse Surinaamse vrouwen die je
vooral in de Bijlmer vindt. Het enige probleem (nou ja, niet het enige) is dat
er met die vrouwen geen verstandig woord valt te wisselen. Ze houden zich
alleen bezig met hun uiterlijk en met huiselijke sores -
geldgebrek, voortvluchtige mannen, kinderen van verschillende vaders.
Daarom is David op zoek naar een intellectuele negerin.
Alleen maar nette mensen
is niet alleen een sterk debuut dat ik in één adem uitlas, wat mij als
beroepslezer zelden overkomt. Het is ook een schoolvoorbeeld van literaire
marketing. Wie naar de pagina met de drukgeschiedenis kijkt, weet in één
oogopslag hoe lezend Nederland eruitziet. Nadat eerst geen uitgever er heil in
zag, kreeg Alleen maar nette mensen
zeer welwillende kritieken in de pers, en de titel verkocht vijfduizend
exemplaren, wat ongeveer het maximum is dat een literaire roman op eigen kracht
kan verkopen. Toen Alleen maar nette mensen een klein jaar na verschijning kans maakte op
de Libris Literatuurprijs én de Gouden Uil raakte de titel bekend buiten
kringen van goed geïnformeerde lezers. Het juryrapport van de Gouden Uil meldde uitgelaten dat Vuijsjes stijl ‘swingde als een negertiet,’ en niemand in de
jury besefte dat sommige dingen heel anders klinken wanneer je ze uit de
context van een literaire roman haalt en de wereld instuurt.
Sommige Surinaamse vrouwen voelden zich beledigd door de
manier waarop ze als voluptueuze schommeldozen werden afgeschilderd. In
Surinaamse kringen is al jaren ergernis over alle aandacht die naar Marokkanen
gaat. Een cause célebre leek gevonden.
In de Bijlmer werd een discussieavond belegd over Alleen maar nette
mensen waarbij de schrijver ouderwets ter
verantwoording werd geroepen. Zo vertelde een boze vrouw dat er sinds de
verschijning van Alleen maar nette mensen allerlei blanke mannen in de Bijlmer rondliepen die vrouwen aanspraken
met ‘schatje.’ Daarnaast werd Vuijsje op verschillende manieren verweten dat
het niet eerlijk was. Hij kwam ‘in de media’ met zijn boek over de Bijlmer. En
de mensen uit de Bijlmer niet.
Na die avond kon het niet meer stuk met Alleen maar nette
mensen, want er is geen betere plek om een
boek te verkopen dan de schandpaal. Vuijsje brak door naar de tv en de kranten
begonnen opnieuw over het boek te schrijven, en niet meer als een al dan niet
opmerkelijk debuut. Alleen maar nette mensen was een controversieel boek geworden waar iedereen
wel van had gehoord, en waar je voor of tegen was. Zo schreef Stine Jensen in
het NRC Handelsblad dat er geen reden was om de beledigde zwarte vrouwen
serieus te nemen. De echte
slachtoffers waren de literatuurliefhebbers, want er stond niet ‘één fraaie
beeldspraak of ontroerende, voortreffelijke zin’ in Alleen maar nette
mensen. Overigens vergat Jensen in haar diatribe te vermelden dat ze
zelf net was gedebuteerd met een roman vol ontroerende en voortreffelijke zinnen
die ook een plekje in de media kon gebruiken.
Het zou een goed idee zijn om eens een studie te laten maken
naar boeken die beledigen. Wat moet een boek doen om bevolkingsgroepen te
beledigen, en hoe komt het dat er nog nooit een individu is beledigd door een
boek, terwijl het lezen van boeken toch in de eerst plaats een individuele
bezigheid is?
In afwachting van zulk onderzoek gok ik erop dat de vage
grens tussen werkelijkheid en fictie in Alleen maar nette mensen veel heeft bijgedragen aan de controverse. Wie wil
weten waar de schrijver staat wanneer het gaat over Surinamers, Antillianen,
Marokkanen en, last but not least, joden die skieën, zal nooit honderd procent
uitsluitsel krijgen over wat Vuijsje denkt. Ook niet omdat die de ene keer erop
staat dat Alleen maar nette mensen
echte fictie is, alle gelijkenis berust op verbeelding, terwijl Vuijsje, of
zijn uitgever, de andere keer laat doorschemeren hoeveel raakvlakken hij heeft
met zijn hoofdpersonage David Samuels. Opgegroeid in Oud-Zuid, zoon van
journalist Bert Vuijsje, zo’n donker uiterlijk dat hij voor een Marokkaan kan
doorgaan, voorliefde voor omvangrijke Surinaamse vrouwen.
De mix van genres heeft ook bijgedragen aan de verwarring. Alleen
maar nette mensen is een ontwikkelingsroman
waarin David na het gymnasium het spoor bijster raakt en op zoek naar zichzelf
gaat. Hij komt uit een intellectueel joods nest; zijn vader runt een
actualiteitenrubriek voor de publieke omroep en houdt elke week thuis een
‘opiniemakersoverleg’. Ander woord voor borreltafel. David mag meedoen, maar
voelt er niet veel voor. Zijn intellectuele aspiraties zijn minimaal. Hij kan
het toch nooit winnen van de mensen die thuis over de vloer komen. Hij houdt
niet van discussiëren en abstraheren en hij houdt zich liever van de domme. Zo
onderbreekt hij het opiniemakersoverleg eens met een uiteenzetting over zwarte
vrouwen met grote borsten en ‘een dikke bil.’ De enige zwarte vrouw die de
opiniemakers op de radar hebben is Ayaan Hirsi Ali. De intellectuele negerin.
Davids dommigheid brengt hem in een ongewone positie voor de
held van een ontwikkelingsroman. Traditioneel zijn Holden Caulfield en zijn
talloze nazaten zo eenzaam omdat andere mensen niet begrijpen hoe bijzonder ze
zijn. Bij Vuijsje is het andersom. David is een vrij simpele geest. Ook zijn
speurtocht naar een intellectuele negerin berust op een misverstand. Hij heeft eigenlijk alleen een
aardig meisje nodig dat lekker kan koken. Keer op keer staan we er als lezer
bij wanneer David een poging doet een geprek met een meisje aan te knopen. ‘Dag
schoonheid. Ik ben David. Wie ben jij?’ Het wordt een running gag.
De generatie van Davids ouders zat in vergelijkbare situaties urenlang te discussiëren over Sartre en het Rapport van Rome.
Eén van de verfrissende aspecten van Alleen maar nette
mensen is dat het gespeend is van elke
introspectie. David is wel op zoek naar zichzelf, maar hij wroet niet. Hij kijkt naar buiten. Alleen maar nette mensen
is ook een roman die ons, à la Tom Wolfe, een inkijkje geeft in verschillende
Amsterdamse subculturen, en dat doet Vuijsje via een mooie omweg. Meermaals
roept Vuijsje de vraag op in hoeverre ons uiterlijk bepaalt wie we zijn. We
zijn zoals we eruit zien. Of kan er in een kikker een prins schuilen? En in een dikke zwarte vrouw een intellectueel? Die discrepantie tussen uiterlijke schijn en innerlijke werkelijkheid is
een vraagstuk waarover iedereen in zijn jonge jaren zich het hoofd heeft
gebroken. Daarom heeft het misschien geen uitgesproken literair signatuur, want
sommige thema’s zijn literairder dan andere.
David ziet er met zijn donkere ogen en huid uit als een
Marokkaan, en wordt op straat en in de winkels ook dusdanig behandeld. Niet als
een gymnasiast uit Oud-Zuid. En hij gaat zich er ook naar gedragen. Wat voor
zin heeft het om een vlijtig intellectueeltje te worden als mensen je toch voor
een zakkenroller aanzien? Zo kan hij zonder veel tegenstand doordringen in de
Bijlmer, en Alleen maar nette mensen is
het verslag van zijn avonturen.
Alleen maar nette mensen
is wellicht de eerste roman in ons land over de downward mobility van de
huidige jonge generatie. Dertigers die minder goed terechtkomen dan hun
babyboomer ouders, want er is gewoon geen ruimte. David is een dropout. Hij
heeft het gymnasium afgemaakt dankzij zijn vriendinnetje Naomi. Als zij een
voldoende had, kreeg hij er ook een, want hij pende haar werk gewoon over. Na
het eindexamen zakt hij spoedig af want al zijn klasgenoten zijn gaan studeren
terwijl hij met zijn ziel onder zijn arm loopt, op zoek naar de intellectuele
negerin.
Je moet redelijk slim zijn om een roman over zo’n domme
jongen te schrijven. De scene waarin David, net beroofd en in elkaar geslagen,
meent de oplossing voor zijn problemen te hebben gevonden, is een juweel van
timing en understatement. Een zwangere vrouw zonder man kan hem niet afwijzen, dat is logisch.
In de Bijlmer loopt hij een verloskundige poli binnen waar allemaal hoogzwangere
vrouwen zitten. Het is makkelijk te zien welke vrouwen geen man meer hebben, en
David begint weer zijn vaste praatje. ‘Dag schoonheid.’ Hij knoopt er een
fantasie aan vast over ‘doggystijl’ seks die een zwangere vrouw wel goed zal
liggen. Het is een komisch hoogtepunt en Davids ultieme afgang.
Je moet misschien ook enigermate slim zijn om Alleen maar
nette mensen met plezier te lezen, en door
te hebben dat Vuijsje wel dicht bij David staat, maar hem toch een sukkel vindt. Het is nog te begrijpen dat de verontwaardigde
bewoonsters uit de Bijlmer, die het boek naar alle waarschijnlijkheid niet eens
hadden gelezen, Vuijsjes literaire ironie niet snapten. Maar dat belezen
recensentes als Marja Pruis van De Groene, en, in haar kielzog, Stine Jensen Alleen
maar nette mensen verketterden als
botte ‘macholiteratuur’ is pijnlijk, want David Samuels is geen macho. Hij is een
schlemiel van het zuiverste water.
Nadat Jensen een tweede stuk tegen de macholiteratuur had
geschreven, reageerde P.F. Thomèse
- nog zo’n macho! -
met een van sarcasme overlopend stuk in Jensens krant. Voor
‘nieuwlezers’ was de literaire ironie waarvan schrijvers als Thomèse en Vuijsje
zich bedienen te subtiel. Het was niet moeilijk te raden wie die onnozele
nieuwlezers waren, in Thomèse’s ogen. Vrouwen. Die lezen liever
autobiografische uithuilboeken en begrijpen niet wat er aan de hand is als
Vuijsje met zo’n onflatteus alter ego komt. Macho’s en nieuwlezers. Voor de
musical zie ik de zaal nog niet vollopen en ook de polemiek was geen lang leven
beschoren, want alle participanten leek het er vooral om te doen om voor
zichzelf een plekje in de media te veroveren. Er moesten boeken worden verkocht.
Toch lijkt het mij een slecht idee als vrouwen alleen
vrouwenboeken lezen en mannen alleen macholiteratuur, de situatie waar Pruis, Jensen en
Thomèse op aan lijken te sturen. En dat vind ik niet alleen omdat er te weinig
mannen zijn die romans lezen, maar ook omdat ik dan mijn leesgewoonten
ingrijpend zou moeten veranderen, want ik ben niet zo’n macholezer. Van zo’n
balkanisering van het lezerspubliek zou Robert Vuijsje echter geen last hebben,
want die is allang omhelsd door de lezeressen. Die begrijpen zo’n jongen wel.
Webspecial, 16 februari 2010
|