De jobhoppende redacteur
GEPLAATST: 20-8-2010
Sommige van mijn beste vrienden zijn redacteur
Over de
teloorgang van de literaire uitgeverij is nu al zo vaak geschreven dat het een
journalistiek genre op zichzelf is geworden. De knipselmap is zo dik dat een
journalist er niet meer opuit hoeft als hij wil meedoen. Het verhaal schrijft
zichzelf. Het is een verdienste van Jasper Henderson, ex-Nijgh & Van
Ditmar, ex-Thomas Rap ex-Nieuw Amsterdam en nu freelance redacteur, dat hij met
een paar collega’s over hun ervaringen heeft gepraat voor hij zijn ‘Een
hopeloze spagaat’ schreef ‘over de (vermeende) ondergang van de redacteur’ (De
Groene, 12.08.10)
Toch ontgaat mij de zin van de quotes van Peter Nijssen (De Arbeiderspers) en
Sander Blom (de redacteur die door Querido speciaal op A.F.Th. van der Heijden
werd gezet om Het schervengericht eruit te trekken, waarna de romancier prompt naar De Bezige
Bij verhuisde, en Blom terugging naar Contact). Ze zeggen niets dat niet allang
is gezegd.
Henderson
laat er geen illusies over bestaan. Een literair redacteur werkt hard, of
liever, hij werkt lang. Overdag is hij (of zij, want vrouwen zijn al in de
meerderheid in dit vak) bezig op de uitgeverij met vergaderen, paperassen
regelen, aanbiedingsteksten schrijven en telefoontjes beantwoorden (of
ontlopen) van overspannen auteurs. Wie denkt dat een redacteur zijn dagen
doorbrengt met het lezen van geniale manuscripten die niemand nog heeft gezien,
maagdelijke sneeuw, vergist zich. Zo brengt een redacteur zijn weekeinden door. En toch leest een redacteur meer dan 52 boeken per jaar, want redacteuren lezen
anders dan anderen. Sneller, vakkundiger en oppervlakkiger. En toch weet een
goede redacteur zijn auteur ervan te overtuigen dat hij zijn boek beter
begrijpt dan anderen. Als je dat kunt heb je het vak onder knie. Het helpt dat
alle auteurs zijn behept met zo’n monumentale ijdelheid dat ze aan een half
woord genoeg hebben.
Er bestaat
grote vaagheid over wat een redacteur nu werkelijk doet, en als Henderson bij
het schrijven van zijn artikel was bijgestaan door een redacteur, had die hem
zeker aangespoord wat duidelijker te zijn. De ene keer heeft Henderson het over
het begeleiden van auteurs, en de andere keer gaat het over het redigeren van
manuscripten. Henderson doet schamper over Marc Kregting die in 2004 een barok
boekje schreef over zijn ervaringen als redacteur bij Meulenhoff (Zij zijn
niet van Jeremia).
Kregting vertelde dat Meulenhoff het meeste werk aan manuscripten -
redigeren en persklaar maken
- uitbesteedde aan externe
freelancers, waarover Henderson heel verontwaardigd doet. Dit handwerk is voor
hem de kern van het beroep. Zijn verontwaardiging doet gechargeerd aan.
Naarmate
een redacteur hoger komt in de hierarchie zal hij het rode pennetje minder
hanteren, al zijn er uitzonderingen zoals Tilly Hermans (Augustus) en Eva
Cossee, maar die gaan dan ook over een navenant gering aantal auteurs. Bij de
meeste uitgeverijen schuift een senior redacteur het voltooide manuscript door
naar anderen omdat hij de tijd die overblijft na alle vergaderingen en
telefoontjes wel beter kan besteden. Liever een goed gesprek met een auteur
over diens plannen voor een nieuw boek dan feitjes checken en piekeren over het
perspectief in hoofdstuk drie.
Henderson
is ook wat vaag over hoe dit vroeger ging, want een teloorgang kan niet zonder
een gouden tijd damals. Voor hem moeten de gouden jaren van de grote redacteuren de jaren zeventig en tachtig zijn. Daarvoor, beweert hij, steunend op Lisa Kuiterts Over redactie, hadden ‘grote uitgeverijen als De
Bezige Bij [...] helemaal geen redacteuren in dienst, zetfouten
werden er op de zetterij uitgehaald en dat was het zo’n beetje.’ Een redacteur
had Henderson kunnen aanmoedigen hier nog eens over na te denken, en niet
alleen over die ‘zetfouten’ die misschien taalfouten hadden moeten zijn.
Die
redacteur had Henderson ook kunnen vertellen dat De Bij tot diep in de jaren
zestig een stel auteurs in losse dienst had die het werk van hun collega’s
begeleidde en manuscripten persklaar maakte. Zo verdienden ze ook wat centen,
en De Bij ook, aangenomen dat goed geredigeerde boeken beter verkopen - wat niet vaststaat. Het
bekendste (en extreemste) voorbeeld is Ik Jan Cremer, de onverbiddellijke bestseller die
door Hans Sleutelaar werd uitgetikt terwijl Jan Cremer zijn verhaal vertelde,
in een hotelkamer in New York.
De als redacteur bijklussende schrijver is een traditie die van voor de oorlog dateert en ze leeft nog steeds. Toen ruim een
jaar geleden Adriaan Jaeggi overleed, werd hij niet alleen herdacht als een
bijzonder schrijver, maar ook als een gedreven redacteur (bij Thomas Rap en Nieuw Amsterdam,
naast Jasper Henderson). Terwijl andere redacteuren ongevraagde manuscripten
retourneren met een standaardbriefje, stuurde Jaeggi vaak nog wat aanwijzingen
mee die de schrijver-in-spe op het goede pad konden brengen.
Hij had
erop kunnen wijzen dat er een probleem zit in de zin waarin Henderson de wens
uitspreekt dat er altijd redacteuren zullen zijn ‘die dit veeleisende vak met
veel integerheid zullen uitoefenen.’ Onderdeel van die ‘integerheid’ moet toch
een goede beheersing van de Nederlandse taal zijn. Alleen is integerheid geen
woord. Integriteit wel. En zo rijst vanzelf de vraag of Henderson de aangewezen
man is om de ondergang van de redacteur te keren. Ik heb niets tegen Henderson, sommige van mijn beste vrienden zijn redacteur, maar alleen zo’n CV met drie
uitgeverijen in tien jaar zegt al genoeg.
Er zijn veel dingen mis in het boekenvak, en de jobhoppende redacteur is een van de voornaamste.
Misschien is het goed dat de bijklussende schrijvers hebben plaats gemaakt voor
professionele redacteuren. Maar het nadeel is dat zo’n redacteur alleen carrière
kan maken door zijn auteurs achter te laten en over te stappen naar een andere
uitgeverij. Ik misgun niemand de kans om z'n positie te verbeteren, maar laten we dan niet doen alsof we ons opofferen voor de literatuur.*
Henderson
begint zijn ‘Een hopeloze spagaat’ met een sneer naar Kregting, maar aan het
eind is duidelijk dat Henderson net zo goed heeft ervaren dat een redacteur van
zoveel kanten onder druk staat dat het niet meevalt om auteurs en hun boeken op
een goede manier te begeleiden. Hij spreekt de wens uit dat er ‘kleine,
onafhankelijke uitgeverijen’ zullen ontstaan, ‘die zich toeleggen op het
literaire boek.’ Dat is een bekend verhaal. Het is het verhaal van tien jaar
terug, toen Tilly Hermans en Eva Cossee ieder een eigen tent begonnen.
Het is fijn
om te horen dat Henderson inmiddels ook zo ver is. Alleen is het de vraag of
hij ook door heeft dat nieuwe literaire uitgeverijen slechts een kans op
overleven hebben als ze een paar grote namen in huis hebben. Anders wordt het
erg moeilijk. Een uitgeverij uit het niets starten is geen optie meer. Zelfs
een debutant die nog bij zijn ouders woont, zal er niet over piekeren zijn
eerste roman te geven aan een uitgeverij die geen succesvolle namen in het
fonds heeft.
Een nieuwe
uitgeverij kan alleen van de grond komen door gerenommeerde auteurs weg te
kapen bij de concurrentie. En die auteurs zullen de overstap alleen wagen als
hun nieuwe huis over de brug komt. Met geld, en ook met een sterk en
slagvaardig apparaat aan promotiemensen, verkopers en, o ja, ook een paar goede
redacteuren. Het is veelzeggend dat je steeds minder schrijvers over hun
redacteur hoort, en dat komt doordat ze te vaak een redacteur hebben zien vertrekken. En zo zal de nieuwe, dappere, kleinschalige uitgeverij die
helemaal voor de literatuur gaat een droom blijven, want een uitgeverij kan
alleen iets betekenen voor haar auteurs als ze hetzelfde is als alle andere
uitgeverijen. Dus waarom nog splitsen, breken, opnieuw beginnen? Geen schrijver
is ermee gediend.
Webspecial,
20 augustus 2010 * Henderson figureert ook prominent op de website van Ten Pages, waar amateurschrijvers worden uitgenodigd om voor 150 euro per uur te praten met 'ervaren redacteuren' die hun werk hebben bekeken, waaronder Jasper Henderson.
|