Waarom vrouwen de AKO-prijs nooit krijgen
GEPLAATST: 29-12-2006
Waarom vrouwen de AKO-prijs nooit krijgen
Zonder vrouwen geen literatuur. Veel van de grootste bestsellers worden door vrouwen geschreven, onderzoeken wijzen uit dat de overgrote meerderheid van het lezerspubliek uit vrouwen bestaat en alles wijst erop dat dit altijd zo is geweest. Toch wordt er vaak bezwaar gemaakt tegen de aanwezigheid van vrouwen in het literaire krachtenveld. Elke vrouw die schrijft, weet hoeveel moeite het kost om serieus te worden genomen. Je moet net zo oud worden als Hella Haasse voor je even serieus wordt genomen als je mannelijke collega’s.
Zo repte schrijfster Mariët Meester in Trouw naar aanleiding van de meest recente AKO-literatuurprijs van ‘een achterwaartse beweging, waarbij vrouwen het terrein dat ze hadden gewonnen weer moeten afstaan,’ want er waren alleen mannen genomineerd. Wie in aanmerking wil komen voor een belangrijke literatuurprijs doet er verstandig aan als jongetje ter wereld te komen. De laatste keer dat een vrouw met de AKO-prijs naar huis ging, was toen Connie Palmen hem in 1995 won.
Meester becijferde het probleem overtuigend, en toch hebben we de neiging er onze schouders over op te halen, want de grote publieksprijzen zijn nu eenmaal een bizarre tombola. Zelden gaat de hoofdprijs naar de schrijver (m / v) die hem het meest verdient. Maar dan valt ons oog op de reactie van een Trouw-lezer die wel beter weet. ‘Durf maar eens te zeggen,’ schrijft deze lezer uit Almelo, ‘dat het gros van de vrouwelijke schrijvers geen literatuur schrijft. Wij hoeven elkaar niet zoveel wijs te maken.’
Mariët Meester Ik zou niet graag het aantal insiders uit de grachtengordel de kost geven dat er precies zo over denkt. Daarom betoogde Nelleke Noordervliet onlangs, op een avond rond Max Pams zestigste verjaardag, dat ook in de literatuur de bekende sociologische wet geldt. Wanneer vrouwen toetreden tot een beroep daalt de status van dat beroep meteen, en nemen mannen de wijk naar een veiliger bastion. Noordervliets aanklacht trok veel aandacht, het treurige was alleen dat haar aanklacht vooral een bevestiging van de mannelijke overheersing was.
We hoeven immers niet ver terug te kijken in de geschiedenis om te zien dat de literatuur helemaal geen exclusief mannelijk beroep is. Romans werden vanouds door iedereen geschreven die genoeg inkt en papier kon vinden en een aantrekkelijk verhaal had. In de achttiende en negentiende eeuw waren er talloze vrouwen die romans schreven om de kost te verdienen, om de verveling te verdrijven, of gewoon uit geldingsdrang. Net als mannen. Ook in Nederland zaten er toen al vrouwen onder de grote romanschrijvers: Betje Wolff en Aagje Deken van Saartje Burgerhart en A. L. Bosboom Toussaint met haar monumentale reeks historische romans, en dan heb ik het niet eens over de vele nijvere schrijfsters wier namen inmiddels vergeten zijn.
In weerwil van Noordervliets verhaal blijkt de literatuur al eeuwen lang een terrein te zijn geweest dat voor mannen en vrouwen gelijkelijk openstond. Wie leesbaar kon schrijven hoorde erbij. Pas rond 1900 trok de literatuur zich terug in een ivoren toren waar alleen mannen welkom waren. Hogepriesters als T.S Eliot, en, in ons land, Menno ter Braak, deden schrijfsters in de ban (al had de laatste wel een zwak voor Carrie van Bruggen). Toen de dichter Ezra Pound honderd jaar geleden een poëzietijdschrift begon, verzekerde hij zijn vrienden dat er geen vrouwtjes inkwamen. Zo werd de literatuur een mannenclub, wat ze voordien nooit was geweest. Het waren de mannen die de regels veranderden, maar tot op de dag van vandaag zien we dat die regels niet stroken met de praktijk.
Een paar jaar geleden bekende de Amerikaanse schrijver Paul Theroux dat hij alleen brieven krijgt van vrouwelijke lezers. Theroux’ boeken komen voor honderd procent uit de belevingswereld van een man, en toch bestaat zijn publiek grotendeels uit vrouwen. En dat is logisch, meende Theroux, want vrouwen zien boeken al eeuwen als een venster op de wereld. Daarom lezen vrouwen. Literatuur is een voertuig van reflectie en ervaring en er valt veel voor te zeggen dat ze daarom beter aansluit bij de evolutionair gevormde aanleg van vrouwen, terwijl mannen ergens nog jagers en verzamelaars zijn, of willen zijn. Mannen hebben moeite met het subjectieve karakter van literatuur en dit wordt alleen maar versterkt door de afbraak van het onderwijs.
Het is spijtig dat Theroux’ verhaal nooit is doorgedrongen tot degenen die in ons land het boekenvak runnen, want ieder jaar komen er weer uitgeverijen bij die zich speciaal op de vrouwelijke lezer richten. Zo verklaarde de uitgever van het nieuwe huis Artemis dat zij alleen boeken ging uitgeven die door vrouwen waren geschreven. Dat hadden we sinds de jaren van het tuinbroek-feminisme niet meer gehoord. Alle vrouwenimprints zeggen op de betere lezer te mikken, maar ze bouwen stuk voor stuk op het fundamentele misverstand dat vrouwen alleen willen lezen over vrouwen. Ondertussen bestaat het publiek van Siebelinks Knielen op een bed violen ook voor de grote meerderheid uit vrouwen.
Voorlopig is er een onbeperkte markt voor vrouwen-voor-vrouwenboeken. Chicklit, bewogen levens, romans van drie generaties moeders en dochters. Maar in de slagschaduw van dit commercieel geweld heeft zich een dubbele standaard ontwikkeld waar vrouwen niet beter van worden. Twintig jaar nadat we zeiden de hierarchie van hoge en lage kunst af te schaffen, hanteren we nog steeds waardeoordelen waarbij vrouwen altijd de klos zijn. Niemand is immers van mening dat Kluun zo beroerd schrijft omdat hij een man is, en geen enkele schrijver hoeft uit te leggen dat hij wel een man is, maar geen Kluun.
Vrouwen moeten daarentegen hun status bevechten op de veronderstelling dat zij alleen over vrouwenprobleempjes schrijven. Op de veronderstelling dat mannen voor de eeuwigheid schrijven, en vrouwen voor een publiek dat elke tien jaar nieuwe debutantes wil. Jonge schrijfsters worden aangemoedigd zich dommer voor te doen dan ze zijn en iets à la Bridget Jones te schrijven, en anders staat er wel een legioen kokette columnistes klaar. Het heeft ertoe geleid dat het publiek voetstoots aanneemt dat “het gros van de vrouwen geen literatuur schrijft.” Pas als de markt voor goedkope vrouwenliteratuur van pure verzadiging is ingestort, zullen vrouwen weer een kans maken om serieus te worden genomen als schrijvers.
NRC Handelsblad, 29 december 2006
|