WEBLOG - BERICHT

Over Moederziel
GEPLAATST: 11-1-2007

Sommige romans laten zich zo snel schrijven dat er nauwelijks tijd is om je af te vragen waarom het boek is zoals het is. Achteraf ga je je pas vragen stellen. Zo kwam ik er pas later aan toe me af te vragen waarom Moederziel zich afspeelt in 1968 en de daaropvolgende jaren, terwijl er in het huidige tijdperk - post elf september, post-Pim, post-alles - zich toch genoeg urgente zaken voordoen.

Er is wel eens gezegd dat elke historische roman een reflectie is op het heden waarin ze wordt geschreven. Nu is Moederziel goddank geen historische roman. Zonder de geringste aanvechting heb ik afgezien van allerlei vroeger-was-zo-leuk details, want Moederziel is geen nostalgisch zoekplaatje, al was het maar omdat ik veel te blij ben dat ik nu leef en volwassen ben. In alle bescheidenheid wilde ik met Moederziel een van de grote klassieke Nederlandse romans schrijven en dan helpt het als je het iets terug in de tijd schuift, voor een beter perspectief. Daarom is Moederziel een roman van deze tijd die alleen veertig jaar geleden begint.

Sinds het einde van de vorige eeuw kampen fictieschrijvers met een probleem dat het voortbestaan van de romanvorm even leek te bedreigen. De mobiele telefoon. Hoe kun je nog een verhaal schrijven over ons fundamentele onvermogen elkaar te verstaan wanneer we permanent bereikbaar zijn? In zijn mooie debuut Art 285 b heeft Christiaan Weijts hier een aardige oplossing voor gevonden, in de vorm van een gerechtelijk dwangbevel om de verbinding te verbreken.

Ik kwam tijdens het schrijven van Moederziel tot de ontdekking dat de dertien-, veertienjarige held van mijn verhaal nauwelijks van het bestaan van de telefonie op de hoogte was. Zo waren tieners toen. In zijn wereld zijn telefoons, net als auto’s en bankrekeningen, dingen voor volwassenen. Als hij contact zoekt met zijn grote liefde dan droomt hij gewoon van haar. Kost niets.

Twee jaar terug schreef Ian McEwan met Saturday een van de eerste romans waarin de moderne terroristische aanslagen een rol spelen - een genre dat inmiddels alomtegenwoordig en onuitstaanbaar modieus is geworden. De ironie van McEwans roman was dat er geen aanslag in voorkomt, geen enkele, en dat de personages daar alleen maar ongeruster van worden. Waar blijven ze nou?

We houden voortdurend alle nieuwsmedia in de gaten voor het geval er een aanslag komt, want dan willen we wel weten of het er net zo fotogeniek uitziet als de rokende Twin Towers. We leven constant in een angstig heden. Deze versmalling van ons bewustzijn is wellicht de grootste triomf van het terrorisme dat zich in ons hoofd onhoudbaar uitbreidt, want elke puber met een hoofddoekje kan de terrorist van de toekomst zijn. We hebben het er voortdurend over, we denken erover, we schrijven erover, we wachten erop. Straks is er helemaal geen vrijheid meer te verdedigen omdat we zo in onze angst gevangen zijn.

Achteraf zag ik dat er ook in Moederziel een terrorist voorkomt, die zelfs een paar initialen deelt met Bin Laden. Ene Dr Blue. Wessel, de tienerjongen die de hoofdrol speelt in deze roman, leest zoals elke zichzelf respecterende jongen het liefst strips. Superhelden. Speciaal voor Moederziel heb ik een paar afleveringen geschreven van de Fantastic Four - fantasie-afleveringen waarin een terrorist met een blauwe tulband de Fantastic Four uitschakelt door hun te beroven van hun superpower, die berust op hun verbeeldingskracht. Zo kan de onzichtbare vrouw alleen maar onzichtbaar worden als ze zich concentreert. Maar niet als Dr Blue haar pakt waar hij het meeste kwaad kan: in haar hoofd.

Dit is het schrikbeeld van onze tijd. De engerds zijn in ons hoofd gekropen, en we kunnen ons niet meer onzichtbaar maken voor de wereld. Tenzij we weer luisteren naar onze verbeelding, net als Wessel. In onze verbeelding behouden we ons ware formaat. Daarover gaat Moederziel.

Herman Stevens hield deze toespraak bij de presentatie van Moederziel, op elf januari 2007. Christiaan Weijts reikte het eerste exemplaar uit aan de auteur.