WEBLOG - BERICHT

Honderd jaar terug in Barcelona
GEPLAATST: 6-1-2008

Romanschrijver Lluis-Anton Baulenas wordt wel de chroniqueur van Barcelona genoemd. In Het geluk neemt hij de lezers mee naar achterbuurten die allang in stof zijn opgegaan. Toch is zijn roman niet alleen een liefdesbetuiging aan het oude Barcelona, maar ook een ode aan de vrouwelijke onverzettelijkheid.

Barcelona is hot. De stad is altijd een magneet geweest voor avonturiers die in Parijs geen uitdaging meer zagen, maar sinds de Olympische Spelen van 1992 is Barcelona ook een bestemming geworden voor een groter publiek, dat wordt aangetrokken door de typisch Catalaanse mix van feestelijkheid en geslotenheid. Het wereldwijde succes van Carlos Ruiz Zafóns De schaduw van de wind, dat zich afspeelt in de jaren van Franco’s anti-Catalaanse dictatuur, heeft Barcelona ook tot een literair bedevaartsoord gemaakt, met zijn Kerkhof der Vergeten Boeken. En nu is er een andere grote Barcelona-roman vertaald, Het geluk van Lluis-Anton Baulenas, die de literaire status van de stad alleen maar zal vergroten.

Het geluk is geschreven met dezelfde verbeeldingskracht en spanning als De schaduw van de wind, en we zouden al snel vermoeden dat Baulenas zich had laten inspireren door Ruiz Zafóns succes. Minimale research laat echter zien dat La felicitat in hetzelfde jaar 2001 verscheen als La sombre del viento, kennelijk een uitzonderlijk vruchtbaar jaar voor de Catalaanse letteren. En Het geluk was niet Baulenas’ eerste roman waarin Barcelona een belangrijke rol speelt, want de schrijver situeert zijn werk het liefst in Barcelona en omstreken.

Baulenas (49) wordt wel gezien als de chroniqueur van de stad, en vooral in Het geluk brengt de schrijver het Barcelona van honderd jaar geleden zo overweldigend tot leven dat zijn Nederlandse uitgever hem met die roman in ons land laat debuteren. Het zou weleens het startschot voor een mooie reeks vertalingen kunnen zijn.
Het geluk speelt zich af in het eerste decennium van de vorige eeuw. Het decadente tijdperk waarin luxe geen grenzen kende, en de armoede peilloos was. Barcelona was de haven- en handelsstad waar je rijk kon worden als je maar over de juiste connecties en instincten beschikte, terwijl in Madrid de oude adel nog de dienst uitmaakte.

Op elke pagina van Het geluk worden duistere zaakjes bekokstoofd, van 18.000 onderbroeken voor de primitieve Marokkanen tot de verkiezingsfraude in een dorpje waar alleen fictieve burgers staan ingeschreven. Maar de grootste deals profiteren van de stadsvernieuwing van die jaren, waarbij hele volkswijken tegen de vlakte gingen om plaats te maken voor de brede, rechte avenues en de vorstelijke gebouwen die wij kennen. Tienduizenden inwoners werden in een paar maanden dakloos en uiteindelijk zou alleen de beroemde Gothische buurt achter de Ramblas gespaard blijven.

Zoals in de Franse letteren de modernisering van het middeleeuwse Parijs werd betreurd en bezongen door schrijvers van Balzac tot Zola, zo brengt Baulenas ons in Het geluk terug naar de stad zoals die was aan de vooravond van de grote sloop. Er moet eindeloos archiefonderzoek in Het geluk zitten, want de schrijver kent de oude verdwenen stad als zijn broekzak, maar hij weet die research elegant te verstoppen achter de nachtelijke wandelingen door de oude buurten en de schildering van het leven op de Paralelo, toen de rosse buurt van Barcelona, met cafés en varietétheatertjes op elke hoek.

Niet alleen de stadsvernieuwing zorgde voor veel sociale onrust. In Het geluk ontploffen er elke dag wel een paar bommen en houden anarchisten en communisten betogingen die tot een revolutie moeten leiden. Er zijn demonstraties tegen de koloniale oorlog in Marokko, die geen ander doel lijkt te hebben dan een afzetgebied te creëren voor onderbroeken. Er zijn zelfs straatprotesten tegen stierengevechten. Baulenas beschrijft een samenleving aan de rand van de afgrond, al zou het nog jaren duren voor het werkelijk was afgelopen met het negentiende-eeuwse Spanje.



Lluis-Anton Baulenas werd in 1958 in Barcelona geboren. Hij schrijft in het Catalaans, al worden zijn romans ook in het standaard-Spaans vertaald. Catalonië heeft zes miljoen inwoners, van wie ruwweg driekwart Catalaans spreekt en leest. Baulenas debuteerde op zijn 29ste met een verhalenbundel. In de afgelopen tien jaar heeft hij vijf grote, meermaals bekroonde romans geschreven: El fil de plata (‘De draad van zilver’), La felicitat (‘Het geluk’), Amor d’idiota (‘Gekkenliefde’) en Per un sac d’osos (‘Voor een zak beenderen’, over de Spaanse Burgeroorlog). Baulenas schrijft ook voor toneel. Als hij op deze manier doorgaat, maakt hij goede kans op de Nobelprijs van 2020, want Baulenas is misschien niet ’s werelds subtielste stilist, maar hij schrijft wel met een Dickensiaans panoramisch inlevingsvermogen dat in Oslo hoog wordt gewaardeerd.


Ondanks al deze historische inkleuring is Het geluk in de eerste plaats een mooie en spannende roman waarin we het wel en wee volgen van een paar intrigerende personages: het circusmeisje en de advocaat van de duivel.

Nonnita is een artieste die vroeger bij een rondreizend troepje werkte met een act waarbij ze de koppen van een rijtje duiven afbeet zonder ook maar bleek weg te trekken. Nu heeft ze een betere plek, in een theater aan de Paralelo, waar ze soft-erotische trucs doet met een uitgebluste zeehond. Ze is straatarm. Samen met een vloekende papegaai en een collega uit haar circusjaren die na een klap op zijn kop niet meer honderd procent is, woont ze in een krot dat binnenkort onder de slopershamer zal bezwijken. Ze leeft feitelijk in het theater.

Nonnita’s dagelijkse stoeipartij met de zeehond trekt veel publiek want ze heeft het gezicht van een engel en het lichaam van een gewillige godin. Toch zal het niet lang meer duren en ze heeft haar beste jaren gehad. Binnenkort is Nonnita niet alleen dakloos, maar moet ze ook stoppen met optreden, want ze is in verwachting van een Italiaan die een komisch fietsnummer doet met een paar Russen. De Italiaan is spoorloos en alles wat Nonnita doet, staat in het teken van haar komende moederschap. Hoe kan ze zorgen dat haar kind een beter leven krijgt?

Deogracias-Miquel Gambus (ook wel Demi genoemd) moet haar daarbij helpen. Hij is de kroonprins van een oud geslacht dat zo veel succes heeft gehad in de zwarte economie, oplichting, fraude en pure roof dat de familie Gambus inmiddels een respectabel en onmisbaar onderdeel is van de Catalaanse bourgeoisie. Hij heeft voor advocaat gestudeerd omdat je de wet tenslotte moet kennen om hem te kunnen ontduiken. Hij is een typische fin-de-siècle dandy die alleen voor de fijnste geneugten leeft, met één uitzondering. Hij heeft een zwak voor de tent waar Nonnita en haar zeehond optreden, want hij kent haar nog uit haar jongere jaren toen ze met duiven rondreisde.

Voor Demi is de tijd gekomen om de leiding van de Gambus-clan op zich te nemen. Zijn moeder, een spijkerharde spin in het Catalaanse web van machtsverhoudingen, wil dat hij een meesterstuk volbrengt om te laten zien dat hij klaar is voor de opvolging. Een perfecte misdaad, zo volmaakt dat hij niet eens meer misdaad mag heten. Een transactie waarbij de tegenpartij zwaar wordt gedupeerd zonder dat het iemand is te verwijten.

Ondertussen beraamt Nonnita ook een perfecte misdaad. Ze wil Demi een bedrag ontfutselen om een nieuw leven te beginnen. Meer geld dan ze ooit bij elkaar heeft gezien. Ze weet dat hij een oogje op haar heeft, en ze doet hem een voorstel. Demi is sceptisch. Toch gaat hij op haar voorstel in.

“‘Een nieuw leven?’ zegt hij tegen haar. ‘Misschien bent u toch niet zo slim als ik dacht. In de eerste plaats heeft u geen idee wat nieuwe levens kosten. In de tweede plaats begint niemand ooit een nieuw leven. Het is een slap excuus om het te bolwerken. Je probeert nieuwe levens te beginnen, en onderwijl glijdt het leven dat je leidt je door de vingers.’

“Nonnita keek naar het afgepeigerde gezicht van een meisje dat het etablissement net was binnengekomen. Café Sevilla liet zich erop voorstaan de klok rond dertig serveersters te hebben. ’s Middags en ’s nachts. De scheidslijn tussen serveersters, revuemeisjes en vrouwen uit het leven vervaagde aan de Paralelo al snel. In café Sevilla kon je het ene vroeg in de middag zijn, het tweede ’s nachts, het laatste ’s ochtends heel vroeg. Ineens begon de pianostemmer een stuk te spelen, een paso doble. Nonnita verbrak de stilte: ‘Kom, laten we dansen.’”

Demi en Nonnita gaan niet zomaar dansen. Ze gaan een strijd aan op leven en dood, en er volgt een hoeveelheid verwikkelingen die net zoveel heeft van de The Sopranos als van Shakespeares koningsdrama’s. Iedereen blijkt meer stukken op het bord te hebben staan dan de lezer had verwacht, en de consequenties liegen er niet om. De finale, met een somptueus galadiner in het stadspaleisje van de familie Gambus, is een symfonische orgie van bloedvergieten, want de ene na de andere medeplichtige wordt om zeep gebracht. Het is een afrekening op Catalaanse wijze: beheerst en meedogenloos. Baulenas wendt hier zijn ervaring als scenarioschrijver aan om in een adembenemend tempo de plot naar een ontknoping toe te helpen.

Het geluk is een roman die de ruimte nodig heeft om op gang te komen. Een omvangrijke stoet personages wordt aan ons voorgesteld voordat we in de gaten krijgen waar het naartoe gaat. Maar dan is er ook geen houden meer aan. En wat Het geluk zo’n innemende roman maakt, is dat er uiteindelijk geen good guys en geen bad guys meer zijn. Iedereen maakt vuile handen. Voor deze schrijver bestaat er geen zwart-wit. Demi Gambus is een arrogante kwast, maar ondertussen lukt het hem wel om de papegaai aan de praat te krijgen.

Ook Nonnita – de vrouw naar wie onze sympathie in eerste instantie uitgaat, de engelachtige vamp die met de doden praat – blijkt uiteindelijk geen haar beter dan al de sjoemelende heren. Ook zij wil het grote geld, want als er niemand is die voor haar kind wil zorgen, dan moet ze het zelf maar doen.

Het is dan ook geen wonder dat ze uiteindelijk een verbond sluit met moeder Gambus, want Het geluk is niet alleen een liefdesbetuiging aan het oude Barcelona, maar ook een ode aan de vrouwelijke onverzettelijkheid. Als alle romans van Lluis-Anton Baulenas zo goed zijn als Het geluk, kunnen we nog een hoop beleven.


HP De Tijd, 29 juni 2007 (in iets andere vorm)