WEBLOG - BERICHT

Gek, wild, en ook een beetje boos
GEPLAATST: 12-12-2008

Eigenlijk moest het er niet toe doen hoe een schrijver zijn boek schrijft. Het gaat erom of het een goed boek is, en dan maakt het niet uit of het op een bergtop in een moleskine-boekje is geschreven, thuis aan een antieke secretaire of op een laptop aan een morsige cafétafel, maximaal in zicht van de overige clientèle. Toch oefenen de verhalen over hoe meesterwerken zijn ontstaan een grote fascinatie uit op het publiek. Balzac die met grote potten koffie aan zijn Comédie Humaine schreef terwijl de drukpersen ongeduldig stonden te stampen; Vestdijk die een stofzuiger aanzette om niet te worden afgeleid door andere geluiden; Proust in zijn geluiddichte kamer waar hij in bed A la Récherche voltooide en Nabokov die zijn romans het liefst zin voor zin op een vast formaat indexkaarten schreef. Kennelijk doet het ons goed te weten dat grote geesten het prettigste werken als ze het zichzelf wat moeilijker maken, want (zoals Goethe al zei) in der Beschränkung zeigt sich erst der Meister.

De rol papier waarop Jack Kerouac de eerste complete versie schreef van On the Road behoort tot de grote verhalen die al vijftig jaar circuleren in de literatuur. Kerouac zou één lange rol papier in zijn schrijfmachine hebben gedraaid en het boek in drie weken in een ademloze, door pepmiddelen en jazzmuziek aangedreven roes eruit hebben geramd, zonder plan, zonder verbetering, zonder interpunctie, zo dicht mogelijk bij de spreekwoordelijke chimpansee die op puur instinct een meesterwerk tikt. On the Road zou het product van ongeremde vrije expressie zijn geweest, een breuk met de romantraditie van de vorige generaties, en Kerouacs rol papier was daar het symbool van.

Dit najaar, ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van On the Road, werd de tekst van dit legendarische manuscript voor het eerst gepubliceerd als The Original Scroll. Uit de biografieën wisten we al dat het verhaal over de pepmiddelen een verzinsel was. Kerouac was niet afkerig van chemische geestverruimers, maar voor het werk aan On the Road wilde hij het hoofd helder houden. Daarom hield hij zichzelf op de been met sloten koffie. Nu de tekst van deze versie openbaar is gemaakt, kunnen we zien dat On the Road, ook in zijn eerste versie, niet het product van een roes is. Het probeert alleen een roesachtige toestand te beschrijven.

In zijn debuutroman The Town and the City had Kerouac zich aan een conventioneel stramien gehouden, in de stijl van zijn toenmalige voorbeeld Thomas Wolfe, ook een schrijver die letterlijk alles in zijn romans wilde stoppen. In On the Road moest een boek worden dat het hele leven omvatte, alleen zocht de schrijver nu naar het materiaal en de vorm die pasten bij zijn literaire ideaal.

Hij vond de held van zijn verhaal in de charismatische schuinsmarcheerder Neal Cassady, die als een ongeleid projectiel de kunstenaarsscene in New York was binnengevallen. Cassady was de zoon van een dakloze alcoholist uit Denver, en hij beweerde geïnteresseerd te zijn in poëzie en filosofie, niet noodzakelijk in die volgorde. Hij leefde van geleend geld dat hij nooit terugbetaalde, en hij sleepte zijn hebben en houden van het ene adres naar het anders. Hij stal auto’s, voor de lol en voor de heb. Casssady was een toegewijd leugenaar en two-timer die zijn hele leven achter zijn lul aanliep, en voor intellectuelen als Allen Ginsberg was hij de perfecte nobele wilde die naar het hogere moest worden geleid. Voor Kerouac lag het anders. Hij wilde graag een voorbeeld nemen aan Cassady, en ook in extatische glorie leven. Maar eerst wilde hij Cassady portretteren in On the Road.

Kerouac was niet alleen verliefd op Cassady (al zou hij het niet toegeven); voor de schrijver stond hij ook voor het oude, ongetemde Amerika, dat in de late jaren veertig nog overal tussen de tegels groeide. Amerika was toen nog niet de gladgestreken kolos die het in de vijftig jaar sinds de verschijning van On the Road is geworden. De grote, uniforme interstate rijkswegen moesten nog worden aangelegd die het mogelijk zouden maken om in redelijke tijd van de ene naar de andere kust te rijden, en er waren ook nog geen nationale ketenbedrijven zoals McDonalds of Walmart die ervoor zouden zorgen dat je overal in Amerika hetzelfde broodje kon eten terwijl alle lokale cultuur naar het tweede plan werd gedrongen. Intuïtief bespeurde Kerouac - die zelf uit een Frans-Canadees nest kwam - de nabije ondergang van het oude ambachtelijke Amerika.

On the Road is een tegenstrijdig boek. Het is een lofzang op de vrijbuiters, de zwervers en de dropouts die nooit goed zullen terechtkomen in het moderne Amerika dat zich na de oorlog begint te vormen. Het idealiseert het ouderwetse Amerika waar je nog voor een grijpstuiver kon rondkomen, zolang je meer waarde hechtte aan je vrijheid dan aan burgermanscomfort. On the Road idealiseert Amerika op een manier die voordien zelden was vertoond. Er loopt een draad van Amerika-lyriek door de roman, van de eerste tocht naar het Westen tot de laatste pagina met de emotionele coda ‘En wanneer in Amerika de zon ondergaat en ik zit op de oude ingestorte pier naar de verre luchten te kijken…’

Tegelijkertijd is On the Road een onderdeel van het moderniseringsproces dat een einde zal maken aan het Amerika waar je van je vrijheid kon genieten. Het vraagt om navolging. De idolisatie van de Cassady-figuur en de lyriek van het open land hebben On the Road een van die boeken gemaakt die mensen uit hun fauteuil doet opspringen omdat ze ook Op Weg willen. In de onschatbare oral biography van Gifford en Lee, Jack’s Book, vertelt Cassady’s eerste vrouw hoe ze ervan schrok toen een jaar of tien na de verschijning van On the Road mensen bij haar kwamen aankloppen, omdat ze ‘Mary Lou’ uit het boek wilden zien.

“Het leek mij volkomen krankzinnig. Dan stonden daar twee van die piekfijne jonge vrouwen uit de gegoede middenklassse, geld op zak en prachtige kleren, en zij wilden naar Denver en dan verder naar New York, net als in het boek. Ik schrok er echt van hoe Jack’s boeken insloegen bij de jongere generatie.”

Het On the Road -toerisme is sedertdien alleen maar toegenomen. Ieder jaar jakkeren talloze automobilisten - Amerikanen en toeristen uit de hele wereld - in grote benzineslurpers van de oostkust naar de westkust, of andersom, terwijl ze zoveel mogelijk calorieën naar binnenwerken. Maximale consumptie. Dit soort transcontinentale scheurpartijen waren zonder Kerouac niet in de mode geraakt, maar ze hebben niets met Kerouac te doen, want die reisde zonder creditcard.

Zo verscheen ter gelegenheid van 50 jaar On the Road in ons land De eenzame snelweg, geschreven door journalist Auke Hulst (die in 2006 als romanschrijver debuteerde met Jij en ik en alles daartussenin) en van mooie tekeningen voorzien door Raoul Deleo. Dit ‘In het spoor van Jack Kerouac’ laat zien wat een afgekloven cliché On the Road kan worden als het in de verkeerde handen terechtkomt. In dit boekje rijden drie jonge dertigers in een ‘Chevy’ van New York naar San Francisco. Onderweg noteert Hulst de observaties die iedereen maakt tijdens dit soort reisjes, deprimerend gemoraliseer, de inboorlingen komen er hooguit met karikaturale one-liners tussen en er wordt een zucht van opluchting geslaakt wanneer de bestemming is bereikt want de heren hebben ondertussen behoorlijk in de piepzak gezeten over hun vriendinnen thuis. Als je zo in elkaar zit, moet je niet gaan flirten met een kei van een boek als On the Road. Misschien moet er maar eens een moratorium op dit soort Mama-Kijk-Mij-Eens-Door-Amerika-Rijden-boekjes komen, want ze lijken allemaal op elkaar, al is De eenzame snelweg wel een van de slapste.

Terug naar Kerouac en The Original Scroll. Want zo’n uitgave roept de vraag op of de eerste versie beter was dan het boek waar we het vijftig jaar mee hebben gedaan, of dat het hier gaat om een slimme marketingtruc om hetzelfde product als nieuw op de markt te brengen. Er zijn twee verschillen die ons onmiddellijk opvallen in deze versie van On the Road. Alle personages dragen hun werkelijke namen. Allen Ginsberg is niet meer vermomd tot Carlo Marx, enzovoorts. Verder is de seksualiteit veel explicieter, wat vooral betekent dat Cassady’s ontzagwekkende ‘dangle’ geregeld in beeld komt.

Gaandeweg gaat de lezer merken dat de eerste versie van On the Road wat drukker is, wat jachtiger, want de schrijver had zichzelf de taak gesteld alles achter elkaar op te schrijven zoals hij het zag. Zonder reflectie. Zo krijgen we geleidelijk een beeld van wat de schrijver met het manuscript heeft gedaan in de vier, vijf jaar voordat de officiële On the Road van de persen rolde. De uiteindelijke versie heeft meer rust doordat de hoofdzaken beter van de bijzaken zijn gescheiden. Zo kunnen we alleen maar met verwondering terugkijken naar een tijdperk dat een boek zoveel tijd kreeg om zijn definitieve vorm te krijgen. Nu had elke uitgever Kerouac al een contract gegeven op de dag dat de rol papier vol was getikt.

Grof geschat zou ik zeggen dat in The Original Scroll het meest bepalende woord ‘mad’ is, waarmee de instelling van Kerouac en zijn vrienden wordt gekenschetst. Ze zijn gek, wild, en ook een beetje boos. In de uiteindelijke versie is het sleutelwoord ‘holy’ want in de jaren dat Kerouac aan On the Road schaafde, heeft hij ontdekt waar het hem om gaat. Bij al die bruising en rusteloosheid gaat het er voor de schrijver om een mystieke ervaring te vinden.

Eerst maakte de gedachte aan Amerika’s uitgestrektheid het hem moeilijk om thuis te blijven. Er was zoveel meer! Later stelt de gedachte aan de eindeloze nacht die zich elke avond over Amerika verspreidt hem juist gerust. En zo zit in de jonge, slanke Kerouac van On the Road al de dikke, oude Kerouac van de jaren zestig. De Kerouac die het zat was om het publiek elke keer weer te vertellen dat hij niets moest hebben van de hippe ontwikkelingen van na On the Road, en die zich steeds dieper terugtrok in een boze, reactionaire huls. Tot de huls leeg was. Hij sleet zijn dagen bij zijn moeder thuis, hij had altijd de tv aanstaan (geluid uit) en hij wilde nooit meer zijn huis uit. Hij was boos dat er zoveel verkeer was, zodat je nergens meer rustig kon lopen. Daarom bleef hij ten slotte maar binnen hangen, zoals hij vroeger al op een lijstje met geboden voor een goede schrijver had geadviseerd. ‘Probeer nooit buiten de deur dronken te worden.’

HP De Tijd, 2 november 2007