WEBLOG - BERICHT

Het meisje met de blauwe ogen: Coppelia
GEPLAATST: 1-1-2009

Na vijftig jaar neemt Het Nationale Ballet de klassieke komedie Coppelia op het repertoire.

‘Ik kan die muziek niet uitstaan,’ roept choreograaf Ted Brandsen gekscherend, en vraagt de pianist hoeveel maten er nog openstaan. In de studio staat een paar dansers op Brandsen te wachten, de solisten in het nieuwe avondvullende ballet Coppelia dat op Valentijnsdag in premiere zal gaan. De mannelijke danser, de blonde Artem Yachmennikov, laat zien hoe de resterende maten makkelijk kunnen worden opgevuld met een power-pirouette. Maar dat is niet wat Brandsen zoekt.

Het avondvullende ballet is de nachtmerrie van iedere hedendaagse choreograaf. Elk klassiek gezelschap moet geregeld een nieuw groot ballet presenteren, wil het geen museaal instituut woren dat braaf Het zwanenmeer en De notenkraker herhaalt. Alleen zitten er aan het creëeren van een avondvullend ballet prozaïsche aspecten die veel choreografen afschrikken. Er moet een verhaal opgezet dat één of twee pauzes kan overbruggen, grote aantallen dansers moeten het toneel op zonder dat ze dom voetvolk worden, en het hele spektakel legt beslag op een budget waar je gemakkelijk drie minder pretentieuze programma’s van kunt bekostigen. En er is een grote kans dat die investering in één keer weg is want de meeste nieuwe avondvullende balletten zie je nooit meer terug.

Coppelia
is Brandsens vuurdoop op het gebied van het avondvullende ballet. Bij zijn aantreden als artistiek directeur van Het Nationaal Ballet (HNB) zette hij zijn ballet Carmen als visitekaartje op het programma, en het werd een van de meest succesvolle balletten in het repertoire. In Carmen komt geen tutu voor en het verhaal is in drie kwartier verteld. Het was het ballet dat soliste Igone de Jongh sterrenstatus gaf, al had dat weinig met haar danskunst te maken, want Carmen stelt technisch geen bijzondere eisen. Wat misschien ook een reden was voor het succes.

Brandsens werk is meestal vrolijk en optimistisch, en dat is een verademing tussen all getourmenteerde balletten van tijdgenoten. Brandsen schaamt zich er niet voor dat mensen naar het theater gaan om hun zorgen te vergeten. Wellicht is de techniek ook niet direct van zijn werk af te zien omdat zoiets er nu eenmaal prettiger uitziet. Hij is een van de weinige choreografen van nu wiens werk ‘dansant’ oogt.

Het hoeft daarom niet te verbazen dat Brandsen met zijn eerste avondvullende ballet heeft gekozen voor Coppelia. Coppelia is een van de zeldzame klassieke balletten dat fundamenteel leuk is. Zelfs de bad guy, Dr Coppelius, is eigenlijk maar een onschuldige dromer. In de oorspronkelijke versie, die in 1870 in Parijs werd opgevoerd onder de titel Coppelía, ou la fille aux yeux d’émail, is Dr Coppelius een mislukte uitvinder, een dorpse Faust, die op zoek is naar het geheim van het leven en ervan droomt een pop leven in te blazen. Hij noemt haar Coppelia, en brengt zijn dorpsgenoten het hoofd op hol door haar elke dag met een boek in de erker te zetten.

Alle jongens vragen zich af wie dat meisje met die mooie blauwe ogen is. Frans, de brutaalste, klimt bij Coppelius naar binnen, waarbij hij wel wordt gadegeslagen door zijn vriendinnetje Swanhilda, die er al spoedig achterkomt dat haar rivale maar een pop is. Zo kost het haar weinig moeite om Frans voor het blok te zetten. Wie heeft hij liever: een mechanisch dansende pop of een vrouw van vlees en bloed?

Het is een intrigerende omkering van wat we gewend zijn in het klassieke ballet. In Giselle, Het zwanenmeer, en De schone slaapster heeft de held alles voor de ideale vrouw over, ook al moet hij het met de dood bekopen. In Coppelia blijkt het ideaal echter een lege huls te zijn, een fantasie, en iedereen lacht Frans uit. Die sukkel mag blij zijn als Swanhilda hem nog wil hebben.

Ook Brandsens Coppelia speelt zich af in een knus dorp. Het is alleen wel een dorp waar alles te krijgen is, met een sportschool, een juicebar en een cosmetische kliniek, die wordt gerund door Dr Coppelius die de meisjes van het dorp een complete makeover belooft, en Coppelia is het voorbeeld van wat hij kan. De kleurige decors, met veel rood en rose (Valentijnsdag!), zijn ontworpen door tekenaar Sieb Posthuma, de geestelijke vader van hond Rintje, en er is een publiciteitscampagne opgezet voor deze voorstelling zoals het gezelschap nog nooit heeft meegemaakt. Zelfs in de studio, een paar weken voor de premiere, is de sfeer feestelijk. Het lijkt één grote verkleedpartij. Een danseres komt me vertellen wat een enorme borsten ze zal krijgen dankzij Dr Coppelius. Na de repetitie vraag ik Brandsen (48) waarom het vijftig jaar heeft geduurd voor HNB Coppelia ontdekte.

Coppelia is lange tijd gewoon te leuk geweest voor ons land,’ zegt Brandsen. ‘Ballet is nog maar een jonge traditie hier, en toen Sonia Gaskell en Rudi van Dantzig die traditie uit de grond probeerden te stampen, was Coppelia te frivool en oppervlakkig. Dat lag helemaal buiten hun smaak. Voor Van Dantzig moest ballet gaan over verloren liefde en gemiste kansen. Romeo en Julia of Het zwanenmeer. In Van Dantzigs tijd is er ook nooit een Notenkraker geweest. Gelukkig heerst er nu een andere tijdgeest en hoeven we ons geen zorgen te maken dat niemand de balletkunst nog serieus neemt als we een komisch stuk opvoeren.’

een sukkel

Naast een dansende pop en de kordate Swanhilda is de muziek de belangrijkste troef van Coppelia. Er was nog nooit zulke mooie muziek voor een ballet gecomponeerd en nog steeds geldt Delibes (die verder nog het ballet Sylvia en de opera Lakme componeerde) als de absolute top. Hij was de eerste die het verhaal ìn de muziek vertelde, in plaats van gewoon nummers aan elkaar te rijgen. Terwijl Duitse tijdgenoten zoals Brahms worstelden met een groezelig dichtgesmeerde orkestklank, is Delibes het muzikale equivalent van champagne: glashelder en tintelend. Hoogtepunt is een verstild lied voor de altviool waarop Brandsen een klassieke pas de deux heeft gemaakt die de verzoening tussen Zwaantje (zoals ze in deze versie heet) en Frans bezegelt. Het enige probleem is dat het Parijse publiek in die tijd vooral naar het ballet ging om van de danseressen te genieten, in die mate dat zelfs de mannenrollen werden vervuld door vrouwen en travesti. Ook de rol van Frans. Het is een reden waarom de muziek van Coppelia zo lichtvoetig is. Maar er zit geen enkel stuk in waarin een mannelijke danser zijn sprongen en toeren kan vertonen.

‘In het eerste bedrijf zit een pas-de-deux in neoklassieke stijl,’ vertelt Brandsen. ‘Maar in het laatste bedrijf wilde ik een echt klassieke pas-de-deux maken met alles erop en eraan. Maar dan loop je uiteindelijk tegen muziek aan die duidelijk voor een spitzenvariatie is gemaakt. In andere landen halen ze dan gewoon een stevige variatie uit een ander ballet en schuiven die erin, maar zo werken we hier niet. De muziek is de basis. Die is onaantastbaar. We hebben alleen een nieuwe invulling gegeven aan het verhaal.

‘In de traditionele versie ontsnappen Swanhilda en Frans samen uit het laboratorium van Dr Coppelius en belooft Frans dat hij nooit meer de fout in gaat. Dan is het verhaal eigenlijk afgelopen en is er nog één bedrijf te gaan met een opeenvolging van feestelijke dansen. Wij hebben de ontknoping een eindje naar achteren geschoven, want Zwaantje twijfelt toch wel of ze er goed aan doet te trouwen met een jongen die valt voor een pop. Een mooie pop, maar toch. Dat dilemma wordt op een leuke manier opgelost, met Coppelius die Frans nog eenmaal in zijn netten probeert te verstrikken, zodat Frans zelf een duidelijke keuze moet maken.

‘Dat was altijd wat onbevredigend aan het oorspronkelijke libretto. Swanhilda redt de boel terwijl Frans eigenlijk een passieve sukkel is. Waarom dumpt zo’n leuke en slimme meid die sukkel dan niet? Het antwoord is dat alle helden in het klassieke ballet hetzelfde zijn. Ze zijn allemaal passief. In onze tijd is het veel leuker als Frans en Swanhilda aan elkaar gewaagd zijn. Gelijkwaardig. Dat is het moderne ideaal van de liefde. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, hoe je eruit ziet. Als je je eigenwaarde maar behoudt. Daarom zit er in onze Coppelia ook een grote wals waaraan iedereen meedoet, het hele dorp, ook een paar van twee jongens. Dat mag allemaal. Het is een echte wals zoals we die van stijldansen kennen. Iedereen kan meedoen, want iedereen is gelijkwaardig.’

Het eerste dat opvalt aan Brandsens Coppelia zijn Posthuma’s fantastische decors. Het is alsof je in de snoepwinkel van je kinderdromen bent getuimeld. De bomen zien eruit als gigantische lollipops en de tutus zijn net knisperende snoepwikkels. Diezelfde uitbundigheid geldt voor het libretto. Vergeleken bij het oorspronkelijke verhaal is de hoeveelheid rollen bijna verdubbeld. Zo was Dr Coppelius eerst een enge maar ook meelijwekkende man die alleen in een groot huis woont en zich troost met zijn fantasieën. In Brandsens versie heeft hij gezelschap gekregen aan een Cruella de Ville-achtige dame voor wie geen meisje mooi genoeg kan zijn. Coppelia heeft een beste vriendin Emma gekregen, een meisje met een bril die haar met raad en daad bijstaat in de toestanden met Frans.

emotiemens

Emma wordt gedanst door Anu Viheriäranta, een frele roodharige Finse, die sinds 2005 in Amsterdam werkt. Viheriäranta (25) is een danseres die bij benadering laat zien waaruit honderd jaar geleden de magie van Pavlova bestond. Haar rug en armen zijn vloeiend, en ze danst nooit zomaar de passen. Ze beeldt de muziek met zo’n natuurlijkheid uit dat je die nog zou horen als het orkest naar huis ging. Zelfs in de studio gaat ze geheel op in haar rol, terwijl andere dansers nog in de spiegel checken of ze het goed doen.
Wanneer Viheriäranta naast me op het bankje in de studio komt zitten, vraag ik haar waarom ze in zo’n vroeg stadium al voluit acteert, terwijl niemand het ziet.

‘Anders is het voor mij geen dansen,’ zegt Viheriäranta. ‘Zo heb ik het op school geleerd. Je kunt wel 32 fouettées doen, maar als er geen expressie in zit, is het voor mij gewoon gymnastiek. Als ik naar een voorstelling kijk, let ik daar eigenlijk meer op. Niet alleen op de gelaatsuitdrukking, maar ook op de manier waarop de muziek uit het lichaam komt. Dat is dansen.’

Natasja Lucassen (26) is een van de weinige Nederlanders in het gezelschap, naast Igone de Jongh. Veel beginnende Nederlandse dansers haken na een paar jaar af, of kiezen meteen voor een kleiner gezelschap waar ze niet de twaalfde op een rij zwaantjes hoeven te zijn. Lucassens volharding werd echter beloond. Twee jaar geleden was zij het gezicht op de poster van het Jewels-programma, want ze is uitzonderlijk fotogeniek. Verleden jaar kreeg ze in Rudi van Dantzigs Romeo en Julia de rol van Julia’s verzorgster en in The Sleeping Beauty de rol van de Seringenfee. Twee rollen waarin nauwelijks wordt gedanst, maar die toch van groot gewicht zijn. En in Coppelia vervult Lucassen de titelrol, van de pop met de ideale looks.

‘Veel mensen denken dat zo’n rol alleen een kwestie is van lopen en mooi zijn,’ zegt Lucassen. ‘Maar het vraagt om grote kracht. Iedereen kan glimlachen, maar voordat het indruk maakt op het publiek moet je er toch een speciaal karakter in leggen. Er zijn zat dansers die technisch meer kunnen dan ik, maar die hebben niet die emotie. Toen we met Romeo en Julia bezig waren, wilde Van Dantzig dat ik echt in mezelf wroette om de kern van die rol te vinden, want ik ben net zo’n emotiemens als hij. Dat is mijn specialiteit en mijn inspiratie. Daar moet je echt naar zoeken in zo’n materialistische tijd. Daarom blijf ik dansen.’

‘s Middags werken Igone de Jongh en Yachmennikov in de studio aan hun duet, stap voor stap, en het duidelijk dat ondanks Brandsens schone wensen niet iedereen gelijkwaardig is. Voorlopig heerst in het ballet nog steeds de vrouw. De Jongh verheft zich op haar spitzen en maakt een couronne met haar armen, blik op de spiegel. Moet Yachmennikov haar hand van boven of van onder pakken wanneer ze een langzame pirouette draait? En op welke tel? Igone duwt hem van zich af. ‘Niet zo op me hangen!’

Brandsen, die Yachmennikov een jonge hond noemt, kijkt geduldig toe. Met solisten werken is wat anders dan het ensemble drillen. De solisten praten mee, want ze moeten wel met de passen overweg kunnen. Sinds de vorige keer dat ik De Jongh voor HP De Tijd sprak, in 2003, is er veel veranderd. Ze is het onbetwiste boegbeeld van HNB geworden. Hans van Manen riep haar uit tot zijn nieuwe muze. De media en de modewereld maakten een BN-er van haar. Ze verloor haar moeder aan een slopende ziekte, en een maand geleden trouwde ze met de Franse HNB-danser Mathieu Gremillet (die een uitstekende Dr. Coppelius danst). Er zijn danseressen die technisch steviger in hun schoenen staan, maar Igone de Jongh is degene geworden die in toenemende mate de premieres voor haar rekening neemt, wat een hele verantwoordelijkheid is. En toch is Coppelia het eerste avondvullende ballet dat op haar wordt gecreëerd.

‘Het is heel bijzonder als er een ballet op je wordt gecreëerd,’ zegt De Jongh (28). ‘Zeker wanneer het zo’n groot ballet is. Je kunt helpen zoeken naar wat het moet worden, en je kunt de rol uitdiepen. Ted geeft me een hoop vrijheid. Ik kan zeggen hoe het voor mijn gevoel moet worden en dan zegt hij hoe hij het ziet. Het is niet zo als bij Carmen waar de passen er al lagen. Partneren is een heel ander verhaal. Het is altijd enorm passen en meten voordat het helemaal zit zoals ik het wil hebben. Het klikt goed met Artem, maar in Rusland heeft hij niet veel ervaring opgedaan met partneren dus vergt dat wat meer tijd. Maar hij wil wel heel graag leren, ook al gedraagt hij zich soms als een macho die alles onder controle heeft. Dan blaf ik gewoon eens tegen hem. Eigenlijk is het precies zoals het verhaal in Coppelia.’

HP De Tijd, 15 februari 2008