WEBLOG - BERICHT

Sint Fens
GEPLAATST: 3-4-2009
Zelden was er zoveel lof bij de dood van een criticus. Maar is het echt de schuld van de literatuur wanneer een recensent het opgeeft?

In haar column over ‘Kees Fens en de literaire kritiek’ riep Elsbeth Etty herinneringen op aan haar laatste bezoek aan Fens (toen ‘Adriaan Jaeggi er nog gewoon was en Han Voskuil van achter zijn raam kon zwaaien’). Fens en Etty kwamen te spreken over de kwaliteit van de literaire kritiek. Vroeger was alles beter, vond Fens, die Etty een lijstje meegaf met klassieke kritieken van Busken Huet tot Gomperts.

Hedendaagse critici ontbraken. Van de huidige literaire kitiek had Fens geen hoge dunk. ‘Dat ligt niet aan de recensenten, hoor,’ zou Fens hebben gezegd. ‘Het is vooral de schuld van de literatuur.’ Volgens Fens bepaalt de kwaliteit van de literatuur de kwaliteit van de kritiek. ‘Toen we impressionistische literatuur hadden, kregen we impressionistische kritieken. Nu zie je in de literatuur - in de hele cultuur trouwens - iets momenteels. Morgen is het weer weg. De kritiek reageert daar adequaat op: steeds vaker zijn boekbesprekingen niet meer dan luchtige stukjes over het boek van de week.’

Famous last words. Het is een bekend genre. Een groot man heeft zijn laatste adem amper uitgeblazen of er rouleren verhalen over wat hij aan het eind op zijn lever had. We zullen nooit zeker weten of Fens oprecht zo gemakzuchtig dacht over de literaire kritiek, en waarom hij uitgerekend Etty, een centrale figuur in de huidige kritiek, als voertuig van deze boodschap zag.

Wat Fens’ boutade vooral zo schokkend maakt is de mate waarin ze gespeend is van ieder historisch besef. En dat van iemand die in elk stuk dat hij schreef met zijn historische kennis pronkte. De literatuur heeft altijd voor het grootste deel bestaan uit boeken die morgen weer weg zijn. Als één criticus kampte met de overweldigende middelmaat die over zijn leestafel spoelde was het wel Busken Huet, die niet alleen zuchtte onder prullerige literatuur van eigen bodem, maar ook derderangs romans uit Frankrijk besprak om de krant maar vol te krijgen. Hetzelfde geldt voor Ter Braak, een andere held van Fens. Wie de literaire kronieken naleest die Ter Braak voor Het vaderland schreef - drie dundrukdelen - komt zelden een schrijver tegen die ons nu nog iets zegt.

Critici hebben altijd te maken met een zee van middelmaat en een handvol uitzonderlijke boeken. In de vorige eeuwen net zo goed als nu. Een goede criticus onderscheidt zich door de goede boeken eruit te halen, ook als ze nog niet bovenop de stapel liggen. Fens had het grote geluk in het vak te stappen op het moment dat de Vijftigers hun beste werk schreven en Reve, Hermans en Mulisch werden gecanoniseerd als De Grote Drie, en Fens heeft daarin geen kleine rol gespeeld. Dat moet een opwindende tijd zijn geweest.

Iedere criticus hoort bij een generatie. Maar een criticus die zijn verbeelding gebruikt, laat zich daardoor niet beperken. Een criticus heeft ook de taak de continuïteit van de literatuur te beveiligen. Hij kan het publiek erop wijzen dat een nieuwe generatie dezelfde inzet heeft, ook al schrijft die op het eerste zicht een ander type boeken. Literatuur gaat altijd over dezelfde dingen: liefde, dood, geluk, geld, het rijtje is bekend. Wie dat niet doorheeft moet zich laten nakijken. Of hij moet er een goed criticus op nalezen, want die kan de lezers niet alleen laten zien wat er nieuw is aan een nieuwe generatie. Hij kan ook laten zien op welke manier die in de traditie past.

Literatuur kundig en kritisch bespreken, het is een vreemd vak. Het is de vraag of veel mensen het zouden merken als de bladen de knoop doorhakten en alle recensenten de laan uit zouden sturen om gewoon promotie-tekstjes te plaatsen. Die worden wel aangeleverd door de uitgeverijen. Bij de meeste maandbladen is het al zover. De literaire kritiek is in de verdrukking, meer nog dan de literatuur zelf. Het is jammer te merken dat Fens misschien eerder bij het probleem hoorde - er zijn geen goede schrijvers meer - dan bij de oplossing.

Het is goed dat Fens een punt zette achter zijn besprekingen toen hij zich niet meer in de literatuur kon vinden, al is het vreemd dat het debuut van Frans Kellendonk, Bouwval, het boek was dat hij niet meer wilde bespreken. Het was mooier geweest als een man van zijn gezag had doorgebeten en de nieuwe literatuur had ontgonnen. Het is te benijden dat hij een plek in de krant kreeg waar hij dertig jaar lang kon schrijven over hobbies als de kerk en het Engelse landhuis. De veelgeroemde maandagstukken lieten zien wat tijdloze stukken voor een krant kunnen doen. Toch verdient Fens geen navolging. Een gelauwerd criticus die de handdoek in de ring gooit wanneer de schrijvers te jong of te anders worden, en dan de schuld geeft aan de literatuur. Die gemakzucht mag geen voorbeeld worden voor de critici van de toekomst.

20 juni 2008