De prins wil niet dansen
GEPLAATST: 29-11-2011
Wanneer je ziet hoe de prins met zijn ogen de zwarte zwaan aflebbert, weet je dat hij geen slachtoffer is
Eigenlijk moesten alle
balletten Het Zwanenmeer
heten, zei choreograaf George Balanchine eens. Dan zaten de zalen altijd vol.
En dat zou niet eens boerenbedrog zijn, want veel moderne balletten zijn
schatplichtig aan Het Zwanenmeer.
Zo is Hans van Manens Five Tangos
in veel opzichten een interpretatie van de zwarte-zwaan pas-de-deux, met een
hoekig bewegende vrouw in het zwart en een man die zich één solo lang het
haantje waant.
Samen met De Notenkraker is Het Zwanenmeer
de grote kassakraker. Het ene een ballet afgestemd op kinderen, het andere een
donker ballet dat appelleert aan de eeuwige tiener in ons, alleen en
onbegrepen. Er rouleren net zo veel Zwanenmeren als er balletgezelschappen
zijn: een intens klassieke in St Petersburg, een gruwelijk psychologische in
Moskou (ook alweer veertig jaar oud), een twee-akter in New York en een lang
uitgesponnen versie die Rudi van Dantzig in 1988 maakte voor Het Nationale
Ballet (HNB) toen het gezelschap verhuisde van de Stadsschouwburg naar het
Muziektheater aan de Amstel.
Van Dantzig was niet
gelukkig met de verhuizing en met de kaalslag die nodig was om plaats te maken
voor het gecombineerde stadhuis en theater. Het toneel en de zaal was zo groot
dat er werd gevreesd voor een verlies aan intimiteit. Het Zwanenmeer moest die ruimte veroveren en tegelijk laten zien
dat HNB zich kon meten met de grote internationale gezelschappen, met solisten
die een grote zaal kunnen temmen, een uniform corps en de Ausdauer om zo’n lange voorstelling tot een goed einde te
brengen.
Meer dan twintig jaar
later kan HNB naast de
internationale gezelschappen staan om de simpele reden dat het een
internationaal gezelschap is geworden. Onder de solisten bevindt zich slechts
één Nederlandse danseres, Igone de Jongh, en ook voor het corps trekt HNB
dansers uit alle windstreken aan, die graag in Amsterdam werken, waar het leven
prettig is, de arbeidsvoorwaarden goed en het repertoire gevarieerd. Je hoeft
er niet elk jaar een maand lang De Notenkraker te dansen
Weinig choreografen staan
te juichen wanneer ze een avondvullende voorstelling moeten maken die het hele
gezelschap op de been brengt en liefst tientallen jaren mee gaat. Zeker als het
een klassieker betreft als Het Zwanenmeer waar al zoveel vastligt. Toch heeft Van Dantzig zijn stempel op dit
ballet der balletten weten te drukken door van de prins een echte Van
Dantzigfiguur te maken die in de eerste plaats vanuit de dramatiek wordt
gekarakteriseerd en pas in de tweede plaats een danser is. Van Dantzigs
Siegfried wil helemaal niet dansen. Terwijl hovelingen en vrienden dansen ter
ere van zijn verjaardag, staat hij aan de uiterste zijkant van het toneel de
duisternis in te kijken - zodat de
volle breedte van het speelvlak wordt gebruikt. Pas wanneer zijn moeder, de
koningin verschijnt, komt de prins tot leven.
Op de openingsavond van
deze reeks danste Cedric Ygnace de prins. Ygnace, die zijn danscarrière begon
in Monte Carlo en in 1998 naar Amsterdam kwam, is al jaren de interessantste
mannelijke solist in HNB. Met zijn Nijinski-dijen is hij misschien niet de
stereotiepe prins, maar hij is wel een ideale partner. Daarnaast heeft hij zich
tot een indrukwekkende acteur ontwikkeld. Zijn Siegfried is bijna griezelig.
Hij loopt depressief door het hof, zonder iemand aan te kijken. Hij is op het zielig
af aanhankelijk tegenover zijn moeder. En wanneer je ziet hoe hij met zijn ogen
de zwarte zwaan aflebbert, weet je dat hij geen slachtoffer is. Het is een ziek
type.
Toch gaat niemand naar Het
Zwanenmeer voor de prins. Het
ballet gaat over de witte en de zwarte zwaan. Die rollen werden gedanst door
Jurgita Dronina, de Russisch-Litouwse soliste die sinds 2010 in Amsterdam
danst. Ik had haar al in The Sleeping Beauty gezien, in Balanchine’s Tchaikovsky Pas de
Deux en nog meer, en ik was geen
enkele keer naar huis gegaan met het gevoel dat ik iets onvergetelijks had
gezien. Dronina leek steeds te dansen alsof haar moeder in de zaal zat.
Voorzichtig. Ze bleef altijd in de plooi, op zo’n manier dat ik me afvroeg
waarom een intens expressieve danser als Ygnace steeds aan haar werd gekoppeld.
Ik zag geen vonk overspringen.
Die vonk kwam eindelijk
in Het Zwanenmeer, waar
Dronina haar lange uitgebalanceerde lijnen kon laten zien, net als in het
tweede bedrijf van The Sleeping Beauty. Dit keer danste ze alleen met meer gezag. In Beauty volgde ze nog braaf de muziek, maar nu legde ze met een mooi rubato de muziek haar wil op. Dronina is een puur klassieke danser. De romp blijft altijd in evenwicht
en ze heeft intelligente armen en benen. Haar witte Odette was adembenemend om
te zien, zo mooi en beheerst dat er toch een roes ontstond. De mooiste witte
zwaan die ik in lange tijd bij HNB heb gezien.
Wie in Het Zwanenmeer een opzienbarend contrast verwacht tussen de
witte Odette en de zwarte Odile is bij Dronina aan het verkeerde adres. Voordat
ze naar Amsterdam kwam, heeft ze de rol nog bestudeerd met Natalia Makarova,
wier zwarte zwaan een huiveringwekkende seksualiteit uitstraalt (te zien in de
Royal Ballet-DVD met Anthony Dowell). Maar Dronina werpt geen samenzweerderige
blikken de zaal in terwijl ze de prins in de val lokt. Ze is geen broeierige
demon. Het ligt er niet te dik bovenop. Dronina’s Odile is het creatuur van
haar vader Rothbart. Ze doet alleen wat haar is opgedragen. Dronina danst de
zwarte zwaan met dezelfde verfijning als de witte, wat de hijgerige aandacht
van de prins wel zo navrant maakt.
Ik stond eens in een
pauze in de orkestbak te kijken terwijl het orkest van het Mariinski-theater
(op bezoek in het Carrétheater) zat te stemmen. ‘Eigenlijk is het veredelde
hoempa-muziek,’ hoorde ik iemand op de eerste rij zeggen. Het is vreemd om te
denken dat bij de eerste opvoeringen Tsjaikovski’s muziek voor Het
Zwanenmeer werd veroordeeld omdat
ze te symfonisch zou zijn. Nu kijken we er anders tegenaan en geldt Het
Zwanenmeer als Tsjaikovski’s
minst symfonische ballet.
In het derde bedrijf komt
de hoempa wel erg dichtbij. Een reeks Spaanse, Napolitaanse en Hongaarse dansen
moet de spanning opbouwen voor de grote pas-de-deux met de zwarte zwaan.
Telkens rukt er weer een nieuwe garde uit, om met de hakken te gaan stampen, en
dan gaat het in Amsterdam opvallen dat het corps wel mooie zwanen heeft, maar
geen goed gedrilde hakkenstampers. De grote Russische gezelschappen hebben
reservetroepen die niets anders doen. In het westen is dat niet te betalen. Ook
is het aan de choreografie te zien dat Van Dantzig zich niet goed raad wist met
deze muziek, want op de Hongaarse dans wordt bijvoorbeeld geen csardas gedanst.
Er wordt maar een beetje gestampt en dat haalt het hoge peil van deze
voorstelling omlaag. Het Zwanenmeer
is een bijzonder lange voorstelling en het zou geen kwaad kunnen een paar van
die volksdansen eruit te halen, en dan kan Van Dantzigs Zwanenmeer nog vele jaren mee.
29 november 2011
|