Tips voor schrijvers
GEPLAATST: 12-9-2012
Enkele
handige tips voor schrijvers, bij de presentatie van Gloriejaren.
Sinds Bonita
Avenue is het
mode om te vertellen hoe lang en hoe hard je als schrijver aan je boek hebt
gewerkt, tot je er bijna bij neerviel. Ik wil liever over iets anders praten.
Niet over het werk aan Gloriejaren, maar over het werk in Gloriejaren.
Hoe
schrijf je een roman? Als je mag afgaan op het internet is dat één van de grote
vragen van onze tijd. Overal vind je toptienlijstjes met tips voor de
aspirantschrijver, meestal samengesteld door andere aspirant-schrijvers. Maar
wat je nooit ziet op die lijstjes vol show don’t tell en kill your darlings is de prangende kwestie van
werk. Wie een roman schrijft waarin de wetten van de natuurkunde gelden en een
daalder nog een daalder waard is
- of in elk geval iets in
die buurt - moet werk zoeken voor zijn
personages.
Een
romanheld heeft wat te doen, anders loopt het verhaal vast. En hij wordt
gedefinieerd door zijn werk. Dat zijn nu eenmaal de wetten van de literatuur,
waarbij nog de bijzonderheid komt dat een romanheld zelden of nooit bezig is
met zijn werk waar wij bij zijn. Dat geldt al sinds het begin der tijden. In
het eerste boek dat we nu een roman zouden noemen, de Ilias, is de held, Achilles, held van
beroep. Daar kan ik ook niets aan doen.
Toch zit
Achilles het grootste gedeelte van het boek in zijn tent te mokken omdat iemand
zijn vriendinnetje heeft ingepikt. Hij is niet goed in held zijn, en dat is een
wet die meer dan tweeënhalf millenium later nog steeds geldt. Romanpersonages
doen hun werk er altijd maar bij. Hun echte werk is romanpersonage zijn.
Dat
maakt verhalen van schrijvers over hoe ze bij wijze van research een maand op
een booreiland of op Intensive Care hebben gezeten zo grappig, want een
verstandige schrijver gaat wel even op zo’n booreiland kijken. Maar hij laat
zijn aantekeningen daar liggen, zodat de lezer er geen last van heeft.
Met Gloriejaren wilde ik een andere roman
schrijven dan het vorige paar romans die ik schreef, en die er bedrieglijk
lineair uitzagen. Alsof iemand gewoon zijn verhaal ophoestte. Gloriejaren heeft drie vertellers wier
verhalen een cirkelvormig traject afleggen. Van jeugdige overmoed tot de
onvermijdelijke ontgoocheling. Het is een boek als een wiel. Alleen was het
nadeel dat ik voor drie personages werk moest zoeken, wat nog niet zo eenvoudig
was in de jaren tachtig, de tijd waarin het leeuwendeel van Gloriejaren zich afspeelt.
Gloriejaren is een verhaal van verloren
illusies. Het meisje dat droomt van het buitenland, weg, overal behalve hier,
wordt lerares op net zo’n gymnasium als waar ze vandaan kwam. De jongen die
eigenlijk helemaal niets wil worden, of hooguit schrijver (ligt dicht bij
elkaar) stopt uiteindelijk zijn grote boek in een kast en gooit de sleutel weg.
De
jongen die geen krantenjongen wil worden, maar meteen miljonair, verslijt zoveel
baantjes dat ik vrijwel mijn hele hopeloze cv aan vakantiebaantjes moest
plunderen, behalve de nachten op de glasfabriek in Schiedam, waar ik keek hoe
de flessen op de lopende band voorbij wiebelden. 165 gulden voor een week, ik
herinner me het loon nog, handje contantje.
Dat is
75 euro per week. Dat klinkt als een bedrag waarmee je alleen een
achttienjarige kunt afschepen, maar dertig jaar later is het wat een literair
schrijver overhoudt aan zijn boeken als hij elke twee jaar een roman publiceert
waarvan 4000 stuks worden verkocht. En zijn er maar weinig die dat redden. Maar
dit terzijde.
Die
glasfabriek. Het leek me overbodig daarover te schrijven, want iedereen die
iets voorstelt in onze letteren heeft daar gewerkt. Een paar nachtjes tussen de
flessen en je bent rijp voor de literatuur. Toch zul je dat nooit tegenkomen op
die lijstjes hoe je een echte schrijver wordt.
Een boek
als een wiel. Waarom? In mijn voor-vorige roman, Moederziel, vraagt het 15-jarige
hoofdpersonage aan zijn moeder waarom meisjes zo mooi zijn. Ik ben vast niet de
enige schrijver met een zwak voor het Ewig Weibliche, maar er komt een tijd dat
je als schrijver je materiaal in de rug moet aanvallen.
Na twee
of drie romans waarin een man het aflegt tegen een aanbiddelijke vrouw, was er
maar één manier om die almacht te verslaan. Zelf vrouw worden. Daarom wordt in Gloriejaren een flink deel van het verhaal
verteld door een jonge vrouw die zichzelf omschrijft als een kaasmeisje. Een
kaasmeisje met hersens. Een meisje dat altijd gelijk moet hebben en anders
deelt ze een dreun uit. Want ze lijkt wel een cerebraal type, maar ze is snel
van de kook.
Ik denk
nog steeds elke dag aan haar. Zoals ik ook nooit zal vergeten in wat voor
wereld ik heb geleefd toen ik Gloriejaren schreef.
Het is
aan de lezer om te beoordelen of deze aanval winst heeft opgeleverd. Maar na
twee jaar werk - en ik heb nog nooit zo intens gewerkt,
tot lang na voltooiing - laat ik Gloriejaren, mijn mooiste, sterkste en
uiteindelijk meest desolate boek in alle vertrouwen los.
Amsterdam,
12 september 2012
|