Hooggeleerde Hondenpoot!
GEPLAATST: 20-12-2018
Voor Nieuw Letterkundig Magazijn (uitgave van de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde) verzon en schreef ik brief aan de
hoofdpersoon en vertelster van Doeschka Meijsings ‘De kat achterna’, door een
bij-personage uit dezelfde roman.
Hooggeleerde Hondenpoot!
Wie schetst mijn verbazing? Laatst ging ik naar Toronto
Toy World, zoveel groter en electronischer dan dertig jaar geleden, en in een
hoek van de hal, vlakbij de nooduitgang, stond een boekenkraam vol tweedehandsjes.
Tussen de Tsjechische sprookjes en wat oude deeltjes Peanuts vond ik ‘De wetten
van de verbeelding.’ Jouw boek! In het Nederlands! Je hebt het geschreven en
het verovert de wereld! Ik had al een aandenken aan je voeten, want je
sneeuwschoenen staan hier nog steeds droog op zolder. Maar nu heb ik ook een
souvenir van je hoofd.
‘Voeten warm, hoofd koel,’ zei je wanneer ’s nachts de
wind om het huis jaagde en je verhalen vertelde over onze avonturen uit de tijd
dat we indianen waren. Jij was Dog Paw, en ik Big Foot, eenzaam op de onherbergzame
prairie. Weet je dat nog?
Het begon al in Amsterdam waar je me aan iedereen
voorstelde als de indiaan die je gevangen had genomen. De indiaan die je de
kroegen liet zien. Amsterdam… Dat was Toy World. Al die steegjes en
speelgoedbruggetjes over grachten met groene boompjes langs de kant. In een van
die kabouterstraatjes zouden we een winkeltje openen, waar ik achter de
toonbank stond en jij schreef aan ‘De wetten.’ Tot we zagen hoeveel papieren je
nodig hebt om een winkeltje in de Jordaan te beginnen.
Het is alweer dertig jaar geleden, maar weet je nog die
keer dat we over die avenue liepen met de kunstenaarssocieteit en het
sigarenpaleisje? Die met de onbegrijpelijke naam? Wanneer ik mensen vertel dat
er door Amsterdam een Smoking Avenue loopt, gelooft niemand me.
Daar zag jij
opeens iemand uit de tram stappen. Je pakte mijn arm. ‘Dat is haar,’ zei je. Je
zei alleen niet wie dat was. Een week later wilde je weg. Een nieuw leven, weg
van familie en vroeger. We moesten naar Canada ‘oversteken’. Alsof er een
zebrapad was over de oceaan.
In
Nederland denkt iedereen dat er altijd sneeuw ligt in Canada. Altijd koud en
wit. We kwamen aan in de zomer. We sliepen met de ramen open, met horren om de
muskieten buiten te houden. Jij wilde sneeuw zien. Alles wit! Alles schoon. In
dat eerste jaar begon het al in oktober te sneeuwen, weet je nog? Ik heb je
nooit gelukkiger gezien. Je wilde meteen in de auto stappen, de stad uit.
Noordwaarts, waar de sneeuw nog dikker was. Wij waren indianen. Daar hoorden we
thuis.
Je wilde
een uitgewiste wereld in, de kat achterna, zoals je soms zei. Elke nacht lagen
we samen onder de sterren, je kon ze door de vitrage nog zien, en we luisterden
naar het loeiende heelal. Ik kon je horen denken. Elke nacht vroeg je het
opnieuw. ‘Denk je dat ik besta?’ Wat moest ik daar op zeggen? Ik dacht van wel,
maar misschien had jij mij verzonnen. Dan telt het niet.
Daarom
schrijf ik je na al die jaren, want misschien stel je jezelf die vraag nog
steeds. Goed dat je nog bestaat. Ik heb het bewijs hier voor me liggen.
December 2018
|