Mariėt Meesters Pingping (update)
GEPLAATST: 20-7-2020
Het was eigenlijk wel vreemd dat Mariėt me niet groette
terwijl ze als een bezetene de trap van de Stadsschouwburg af kwam rennen,
lange haren vliegend, in zon kort rokje dat je er alleen in kon staan. Maar ze
had haast en, eerlijk gezegd, kenden we elkaar nog niet. Een paar dagen later
vertelde ik mijn toenmalige redacteur bij Het
Parool van dit visioen, die had zelf ook lange benen en lang lichtrood
haar, dus een kenner, en ze zei, O, dat was vast Mariėt Meester, en zo komt het
dat Mariėt en ik elkaar al een dikke twintig jaar kennen, want kort daarna
kwamen we elkaar opnieuw tegen.
Als schrijvers
zijn we exacte generatiegenoten, met eerste publicaties in de jaren tachtig en
een officieel debuut in het kanteljaar 1990, dat ik nog steeds zie als het
startschot van de huidige tijd in de letteren, of beter het laatste jaar van de
oude tijd, toen alles was toegestaan. Toen de verbeelding van de schrijver nog
het primaat had en niet met electronische media hoefde te concurren. Ik
debuteerde voor de zomer, Mariėt erna, met Sevillana,
mooie titel, dat wat mij betreft een evergreen in onze letteren zou mogen zijn.
Het boek met het ezeltje Sevillana.
Zoals hoort bij een goed debuut bevatte het vrijwel alle
elementen van Mariėts oeuvre al in spoorvorm. De spanning tussen thuis en
zwerven; een vrij scherp, en dan bedoel ik kritisch, observatievermogen maar
aan de andere kant een altijd aanwezig meededogen en deernis. Mariėts alter
egos staan altijd op gespannen voet met hun omgeving. Zij ergeren zich best
vaak aan hun omgeving, maar ze weet ook dat mensen het niet kunnen helpen. Deze
spanning zien we het duidelijkst in haar Roemeense boek Sla een spijker in mijn hart, over haar embedded-gaan in een Roma-gemeenschap
waar af en toe de vergeefsheid van af spat. Spijker
is trouwens non-fictie, en dat is een ander element in Mariėts oeuvre. Zij is
niet vastgebakken aan de romanvorm. Zij schrijft in vrijheid.
Het is logisch dat die deernis te maken heeft met
opgroeien in Veenhuizen, de Drentse gevangeniskolonie, waar Mariėts vader
leraar was. Meester Meester. Dat een andere auteur bizar succesvol werd met een
boek over Veenhuizen is een ironie waar we niet van opkijken. Dat Mariėt een
schrijvershuis begon in de voormalige pastorie van Veenhuizen waar de provincie
een paar jaar geleden een punt achter zette omdat ze liever hadden dat de
pastorie leeg stond, daar kijken we ook niet van op. Mariėt wil op haar
bescheiden schaal de wereld beter maken en de wereld merkt het niet eens.
Gelukkig gaat ze ook gewoon door met wat ze het best doet, schrijven over de
gespannen voet waarop ze met deze wereld staat.
Zonder enige vorm van Publikumsbeschimpfung
wil ik maar zeggen: als je als schrijver of kunstenaar begint, ben je vanaf dag
één omringd door gevaarlijke gekken die allemaal denken dat ze het ook allemaal
zouden kunnen als ze er maar eens voor gingen zitten. In 2007 schreven Mariėt
en ik op verschillende plekken over de merkwaardige situatie dat vrouwen
stelselmatig werden genegeerd bij het toekennen van literaire prijzen in ons
land. Het duurde slechts tien jaar voor de boodschap aankwam, en zij en ik
waren trouwens niet de eersten die erover begonnen. Zij schreef een stuk in Trouw waar een lezer uit Almelo onder
schreef (commentaar werd toen nog niet gemonitord) dat we ons toch niets wijs
moesten maken, vrouwen konden gewoon niet schrijven. Daar sta je dan met je
verhaal.
Ik ben opgegroeid in een kunstenaarsgezin waar voetstoots
werd aangenomen dat het publiek er niets van begrijpt. Daar kon je alleen maar
om lachen. Dat is best een funeste houding, maar wat doe je eraan? Mariėt is
opgegroeid met een zendingsdrang die maakt dat zij niet alleen zon opmerking
onderaan een stuk incasseert, maar ook nog eens de provincie intrekt om met
veel energie haar werk met lezingen aan de man te brengen, zodat zij een van de
weinige schrijvers is die dertig jaar na haar debuut een groeiend aantal lezers
heeft. Dat komt normaal niet voor.
Ik geloof dat het beste voor Mariėt nog maar net is
begonnen. Haar vorige boek, De tribune
van de armen, met ongeveer het mooiste omslagbeeld van deze eeuw, het
ezeltje dat compleet de lucht in wordt getakeld, was een prachtige herneming
van haar debuut, met bijzondere momenten van lyriek, iets wat deze schrijfster
zichzelf niet gauw toestaat. Daarom heb ik ook hoge verwachtingen van haar
nieuwe roman die we vandaag ten doop houden, Pingping.
16 februari 2020 uitgesproken bij presentatie Pingping, in Galerie Bloemdwars,
Amsterdam
UPDATE, nu ik Pingping heb gelezen:
Pingping is het verhaal van een vrouw die uit de stad vertrekt om alleen in een woonwagen te gaan wonen. Ze wil haar ecologische voetafdruk verkleinen en uit de consumptie-economie stappen. Ze wil eigenlijk verdwijnen. Er is alleen één factor die niet meehelpt. Ze is bemoeizuchtig en ergert zich snel aan de mensen in haar omgeving. Dat zijn eigenlijk twee factoren.
Ze heet Lily, wat haar het wit van een onbeschreven blad zou moeten meegeven, maar wanneer ze midden in de nacht eens een selfie maakt, is het beeld zwart. Net als in de picareske schelmenromans van vroeger heeft Meester haar niet uitvoerig gestoffeerd met een verleden en het innerlijk leven dat we vaak verwachten van een moderne roman. We weten alleen dat haar wit ook heel goed zwart kan zijn.
Pingping is een verhaal vol actie. Lily reageert fel op alles wat er op haar afkomt en stapt voortdurend op de fiets om de wereld te redden, meestal vergeefs. De oude picareske helden bewogen zich net zo door hun verhaal, op zoek naar een beter, fortuinlijker leven, want dit type roman is nauw verbonden met de middenklasse die zijn plaats opeiste.
Het bijzondere van Pingping is dat Lily het omgekeerde traject aflegt. Zij hoeft niet te stijgen in de samenleving. Zij is de belichaming van een doelbewust gezochte neerwaartse sociale mobiliteit. Zij staat met haar woonwagen op een weilandje, telt voortdurend na hoeveel pingping ze nog kan uitgeven en wanneer ze een nieuwe partner vindt (in de kringloop) betreft het een man met een dwarslaesie die de halve dag bezig is met het organiseren van zijn stoelgang.
Zo is Pingping toch een roman met een happy end, want uiteindelijk gaat het over een vrouw die haar onvrede met de wereld weet om te smeden tot onbaatzuchtigheid.
|