WEBLOG - BERICHT

De gelukkige gijzelaar
GEPLAATST: 3-3-2007

Aan de vooravond van Ann Patchetts bezoek aan ons land plaats ik hier mijn bespreking van haar meesterlijke muziekroman Bel Canto van vijf jaar geleden.

Schrijvers lezen de krant niet voor het grote nieuws. Schrijvers snuffelen tussen de kleine berichtjes naar materiaal dat hun verbeelding prikkelt wanneer ze eenmaal hebben afgerekend met hun eigen jeugd. Ze zoeken incidenten waar een verhaal in schuilt. Necrologieën waar je een heel leven uit kunt destilleren. Schrijvers leiden een zittend bestaan waar een computerstoring vaak het ergste is dat er gebeurt, en daarom zijn ze altijd op zoek naar andere bronnen van actie voor hun werk. Banaal? Een über-klassieker als Madame Bovary begon als een bericht over een zelfmoord in Normandië.

Toen Peruaanse Tupac Amaru-guerilla’s eind 1996 het Japanse consulaat in Lima bezetten wist de Amerikaanse schrijfster Ann Patchett meteen dat dit materiaal was voor een roman. Bij een gijzeling is eenheid van plaats en handeling een gegeven, en naarmate de gijzeling in Peru zich langer voortsleepte, ging iedereen zich afvragen wat zich afspeelde binnen dat gebouw. Hoe ziet het leven eruit als je wekenlang in de loop van een geweer zit te kijken? Wat gebeurt er als je zolang van vrouw en kinderen bent gescheiden, en in onafgebroken intimiteit met een stel vreemden moet leven?

In Bel Canto laat Patchett ons zien hoe volgens haar het leven moet zijn in zo’n situatie. Andere Amerikaanse schrijvers hadden wellicht uitvoerig onderzoek gedaan, zich ingelezen over Peru en de Tupac Amaru, en lange gesprekken gevoerd met de gijzelaars. Patchett niet. Zij is een ander soort schrijver. In drie eerdere romans had ze al laten zien wat een knappe fantasie ze heeft, en voor Bel Canto (al snel bekroond met de Amerikaanse Pen / Faulkner Award en de internationale Orange Prize) deed Patchett geen ellenlang journalistiek onderzoek naar de gijzeling. Haar voornaamste research richtte zich op opera, want Bel Canto is voor alles een roman over ons vermogen te ontstijgen aan de werkelijkheid als die knelt. Opera is daar een uitstekend voertuig voor, zeker als de zangeres een mooie vrouw is.

Patchett heeft de gijzeling in Peru als vertrekpunt genomen, maar is zo verstandig geweest er haar eigen verhaal van te maken. Het zit zo. In een laatste poging om de Japanse zakenman Hokosawa over te halen een fabriek van zijn Sony-achtige imperium in Peru te vestigen, en zo het land uit de wurggreep van cocaproductie te verlossen, doet de president hem een aanbod dat hij nooit kan weigeren. Indien Hokosawa nog één keer over een vestiging wil komen praten, trakteert Peru hem op een optreden van zijn favoriete sopraan Roxane Coss, op een feest met een hoop hoogwaardigheidsbekleders. Het is een onweerstaanbaar aanbod. Roxane Coss is de grote sopraan van het moment (gemodelleerd op Renee Fleming), en als er één ding is waarvoor de Japanse tycoon zijn leven van werk, werk, werk wil onderbreken, is het de kans om Coss te ontmoeten.

Maar wanneer het gezelschap in de residentie is verzameld, komen na de laatste muziek uit alle hoeken en gaten zwaargewapende terroristen het gebouw binnen. En niemand komt eruit tot hun eisen worden ingewilligd. Het Rode Kruis stuurt iemand om de onderhandelingen te bespoedigen, maar het probleem is dat de eisen uit de ambassade elke keer zwaarder worden. Als de regering niet bereid is tien guerilla’s uit de gevangenis los te laten in ruil voor de gijzelaars, nou, dan gaan de eisen omhoog naar twintig. Zo slepen de onderhandelingen zich voort, want de enige die haar zin krijgt is Roxane Coss. Wanneer zij zich na twee weken verveelt en om bladmuziek vraagt, wordt er dezelfde dag een doos partituren bezorgd.

De gijzeling is al mislukt voor hij goed en wel is begonnen, want de president blijkt niet niet tussen de gijzelaars te zitten. Die bleef thuis om naar zijn favoriete soap te kijken. De terroristen moeten het doen met de vice president, de baas van een multinational, en een wereldberoemde zangeres, plus een huis vol gasten die al spoedig ontdekken dat er wel iets ergers bestaat dan opgesloten zitten met een vrouw zulke allure. Wanneer alle andere vrouwen zijn vrijgelaten, wordt de compound een van de buitenwereld afgesloten speeltuin voor mannen die normaal met hun tijd moeten woekeren. Gen, het talenwonder dat tolkt voor alle nationaliteiten in huis, wordt allengs heel handig in het vertalen van liefdesverklaringen aan het adres van de zangeres. Het maakt niet uit hoe knullig, hij zorgt wel dat niemand gezichtverlies lijdt. Want er is geen ontsnappen aan elkaars gezelschap.

Patchetts Peru is een komische bananenrepubliek. Zelfs voor een gijzelaar is het er goed toeven. Bel Canto was een operette geworden met een hoog ’Allo ’Allo-gehalte, als deze roman niet zo’n hartstochtelijk pleidooi was voor het hogere in de mens. Alleen wil de schrijfster laten zien dat de klucht ook onder het hogere valt. In een interview vertelde Patchett dat voor haar Bel Canto een kleine Zauberberg is, en inderdaad is dit de manier hoe de personages in het boek het zien. Net als Mann’s sanatoriumpatient Hans Castorp hebben de gijzelaars weinig hoop de ambassade levend uit te komen. Ze weten allemaal hoe in Latijns-Amerika gijzelingen worden opgelost. Eerst komt het leger de boel platschieten en dan gaan ze kijken of er nog iemand leeft.

Maar Patchett is geen Thomas Mann, en daar kunnen we alleen maar blij om zijn. Bel Canto past in een lichtvoetiger traditie, want het boek lijkt geschreven door een van die speelse jonkvrouwen uit Shakespeare’s As You Like It en Midsummernight’s Dream. Het leven is een duister woud in zulke komedies, maar er is een uitweg, en die is geplaveid met humor, liefde en kunst. Lachen, kussen en zingen zijn alledrie een beetje hetzelfde, want het zijn manieren om aan onszelf te ontsnappen, en in Bel Canto lijken de machinegeweren van de guerilla’s hooguit af te dwingen dat er meer wordt gelachen en gekust. En voor het zingen zorgt Coss wel.

In ons land is de afgelopen vijftien jaar de muziekroman in de mode gekomen. Anna Enquist baseerde haar Het meesterstuk op Mozart’s Don Giovanni, Margriet de Moor construeerde De Kreutzersonate op een strijkkwartet van Janaçek, Hendrickje Spoor schreef een Tristan en Isolde-roman. Allemaal waren het romans die van een melodrama een meesterwerk willen maken door met de klassieke muziek te flirten. Bel Canto kan met wat goede wil ook een muziekroman worden genoemd, maar Patchett gebruikt de muziek niet om haar verhaal tot onnatuurlijke proporties op te blazen. Bij Bel Canto komt het formaat van binnenuit. Patchett probeert niet te vertellen hoe mooi en moeilijk de kunst is. Ze heeft het niet over kunst. Ze maakt kunst, al was het maar doordat Bel Canto een perfecte demonstratie geeft van wat het wil vertellen. Schoonheid hoeft niet met veel pijn en moeite te worden bevochten. Schoonheid ligt overal op de loer. Je moet er alleen wel oog voor hebben.

Na een een maand gijzeling is er nauwelijks meer verschil tussen de gijzelaars en de guerilla’s. De guerilla’s herken je aan hun mitrailleurs, al zullen ze er nooit mee schieten. Maar er wordt onderling gevoetbald en geschaakt en Gen, de tolk, geeft het mooie terroristenmeisje Carmen in het geheim taallessen. ’s Nachts kruipen ze in de porseleinkast en nemen lijstjes nieuwe woorden door. Twee uur lang les, en dan is het tijd voor de liefde, waarover Patchett prachtig kan schrijven. Een andere terrorist is de favoriete schaakpartner van de vice president geworden, terwijl Coss een natuurtalent heeft gevonden in het jongetje Cesar, die alvast de lange tenen van een geboren kunstenaar lijkt te hebben. Elke ochtend krijgt hij zangles.

Na al die tijd is er zo’n verbroedering in de ambassade dat de bemiddelaar wordt weggehoond wanneer hij voor de laatste keer komt onderhandelen. Ze zouden nog niet vertrekken als ze met een geweer in de rug naar buiten werden geduwd. De gijzeling heeft inhoud aan hun leven gegeven, ook omdat ze ervanuit gaan dat er na de bevrijding geen overlevenden meer zullen zijn. Hokosawa heeft een nieuw leven ontdekt. Hij brengt de nachten door met Coss, en hij beseft al snel dat hij zijn hele leven verkeerd heeft geleefd. Hij had zichzelf altijd gezien als een man die zaken en privé gescheiden hield. De gijzeling heeft hem de ogen geopend. Hij had helemaal geen privé-leven voor hij Coss leerde kennen. Nu heeft hij gevoelens die hij amper aan zichzelf kan uitleggen, laat staan aan een buitenstaander.

Ook Gen, als tolk de werkelijke spil van het boek, ontdekt dat het niet nodig is alles onder woorden te brengen. Hij leert Carmen elke nacht nieuwe Engelse woordjes, en zelf leert hij de taal der liefde. De Engelse lessen worden steeds korter, en zo bouwen ze in het donker aan een nieuw leven. Hij hoeft alleen maar te vergeten dat zij een terroriste is en hij haar gevangene, en hij moet vergeten dat zij buiten nog minder kans zou hebben dan hij binnen. Zo moeten ze het verleden en de toekomst tegelijk vergeten. De gijzeling is hun hele leven. Het is een conclusie die weinig gijzelaars in de echte wereld zullen delen. Die hebben voorlopig geen behoefte aan literatuur. Patchett maakt van haar gijzeling een idylle die elk contact met de werkelijkheid verliest.

Bel Canto begon wel bij het nieuws op de voorpagina, maar is uiteindelijk niets anders dan een werk van de verbeelding. En daar is veel voor te zeggen, want de verbeelding is wellicht de enige kracht is die het leven onder zulke dreigende omstandigheden draaglijk maakt. Patchett schreef Bel Canto ruim voor de wedergeboorte van het wereldwijde terrorisme, maar wie deze gijzelingsidylle leest terwijl de media maar oorlogstaal op ons neerhoost, ziet weer wat ons sterkste wapen is tegen angst en terreur. Dat is de vrije verbeelding die in ons hoofd zit. En die heroveren we met een boek van het formaat van Bel Canto.

HP De Tijd, 2002